21 mei, twee uur ’s middags. Een schitterende dag. Ik loop de brug over richting de Amsteldijk. Jammer dat ik vergeten was dat het Hemelvaartsdag is; mijn boodschappen moesten van de verre Albert Heijn komen. Op de heenweg liep ik om, nu besluit ik deze route toch te nemen. Gelukkig kan ik alweer een broek aan, dat maakt het veiliger.
Mensen joggen over de Amsteldijk, groene bomen wuiven in de zon. Twee mannen willen de hoek omslaan in een langzamere pas dan ik. Ze wachten even tot ik voorbij kom. Ik stop. Zij moeten eerst, ik wil niet voor ze lopen. Gelukkig slaan ze twee straten verder al af. Een andere man loopt langzaam voor me. Hem moet ik inhalen. Ik kijk naar zijn broek. Zwart. Hij heeft geen jas aan. Het is een veel te mooie dag voor een jas, bedenk ik me, en dat is het enige waaraan ik hem kan herkennen. Ik ren bijna om de man heen. De adrenaline giert na.
Pas twee zijstraten verder heb ik mijn hartslag weer onder controle.
20 mei. Ik loop naar buiten en struikel over een kat. Vreemd dat dat zo’n indruk maakt. Ik moet glimlachen om mezelf. Ik woon hier al zes jaar en er gebeurt nauwelijks iets. Zo erg is dit toch ook niet, dat ik niet meer naar buiten wil? De kat is onder een aut o gevlucht en ik loop in mijn rok naar beneden. Een broek spant nog te veel.
Pas op straat besef ik dat het wél erg is. Elke man die naar me kijkt maakt me schichtig. Als iemand achter me loopt, schiet ik snel een portiek in. Ik lijk wel een kleuter die langs een hond probeert te komen. De overwinning als je er langs komt, de opluchting als hij dit keer niet bijt. Alle mannen zijn potentiële honden, met sterke kaken, die mij in een klap kunnen verslinden. En ze kijken, fluiten, staan stil. Ik vervloek mijn rok.
Ik vervloek het dat ik hem aan moet.
19 mei, in de wachtkamer bij de dokter. Het duurt lang voordat ik eindelijk aan de beurt ben. Ik sms nog eens naar mijn hoofdredacteur, dat het wat later wordt. Als ik eindelijk aan de beurt ben, knikt de jonge dokter me ernstig toe. We hebben al twee keer telefonisch contact gehad, maar de directe confrontatie maakt het niet leuker. Ze neemt het formulier aan, vult het in. Dan neemt ze me mee achter een scherm. Zonder gene laat ik mijn verwondingen zien. Wat mij betreft mag de wereld ze zien. Ik ben niet verlegen, ik ben alleen aangetast. Zonder toestemming.
De dokter tekent drie lijntjes op de anatomische tekeningen op het formulier. Drie lijntjes, één klap. Ze vraagt me of ze me door moet sturen naar andere hulp. Ik zeg dat ik me nog prima red. Ze schudt mijn hand. Ik mag haar altijd bellen. Als ik aankom op kantoor stuurt mijn hoofdredacteur me weer naar huis.
“Zo kun je niet werken.”
18 mei, de stoelen in de wachtkamer van het politiebureau zijn hard. “Dat is om het mensen niet te gemakkelijk te maken”, verklaart de agente die me mijn verklaring afneemt. Maar in het verhoorkamertje liggen wel zachte kussens. Ruim anderhalf uur praat de agente met me. Haar nagels zijn dezelfde kleur als haar pakje. “Oh meisje toch”, zegt ze meer dan eens. Ik ben verbaasd dat ik zo serieus genomen word. Hoeveel zaken hebben zij wel niet per dag? “Was het niet iets van een mes?” vroeg ze me. Ik schud mijn hoofd. “Ik laat het wel even zien”, antwoord ik, hoewel dat bij de politie helemaal niet noodzakelijk is. Ze kijkt. “Oh meid toch”, zegt ze. “Hij kwam van achteren?” Ik knik. Ik heb niets gezien. Alleen zijn jas en broek toen hij wegrende.
Niet eens zijn handen, die hield hij toen wel voor zich.
18 mei, drie uur ’s nachts. Na een hele nacht flyeren voor Expreszo ben ik bijna thuis. Alleen de Amsteldijk nog af. Mijn lange rode jurk zwiert om mijn enkels. Ik sta stil om mijn telefoon te pakken. Even bellen dat ik er bijna ben, veilig en wel. Dan voel ik de klap. “Hé!” schreeuw ik de onbekende figuur na, en dan ren ik twee straten achter hem aan. Maar is te snel en te onzichtbaar, met zijn capuchon over zijn hoofd. Mijn billen schroeien. Ik vertel het verhaal aan de telefoon en we lachen een beetje. Pas thuis zie ik de gaatjes in mijn jurk. En dan de vuurrode striemen, het bloed dat tergend langzaam langs mijn benen naar beneden loopt.