Vorige week ging ik uit met een kennis van me, Iris. Waarschijnlijk zou zij mij haar vriendin noemen, maar ik noem haar liever een kennis. Iris is, om het netjes te zeggen, een nogal kleurloos meisje. Om het niet netjes te zeggen, is ze ronduit saai.
Veel mensen zullen zich nu afvragen waarom ik uitga met een saai meisje. De reden is simpel. Zij wilde naar de Sappho die avond en ik ook. Als meisje ga je nou eenmaal liever niet alleen naar de Sappho. Net als je liever niet alleen naar de kapper gaat, je boodschappen doet, naar het toilet gaat of je in het algemeen alleen buiten de deur begeeft.
Het was een zaterdagavond in de Sappho.
Geen topavond als je een mooie dame wilde scoren, maar gelukkig was ik daar niet op uit. Het bleek wel een topavond te zijn voor de bioloog in mij, want ik kreeg de kans om een agressieve soort in zijn natuurlijke leefomgeving te observeren.
Nadat ik drie kwartier mooie anekdotes had verteld aan Iris, die antwoordde met een afwezig ‘ja’ of een duidelijk ‘mm-m’ (met als hoogtepunt de volledig grammaticale zin ‘Er hangt een draadje aan mijn jurk’), kwam de eerste Pot binnengewandeld. Mijn biologische adem stokte in mijn keel, wat een prachtexemplaar! Ze was sterk, met een gedrongen bouw. Haar schouders en armen waren zeer gespierd, veel sterker dan die van de Vrouwelijke Mens. Haar gezicht had een opvallende monowenkbrauw, een brede bovenkaak en smalle lippen. Haar haar had de klassieke geblondeerde coupe, bewerkstelligd door tondeusestand 2.
Mijn geluk kon niet op toen vlak daarna drie Potten de eerste volgden.
Zij waren minder gespierd, maar hun haar en monowenkbrauw waren een perfecte kopie van de eerste Pot. Met tussenpozen van enkele minuten druppelden steeds meer kopieën binnen van de eerste Pot, waarvan ik nu vermoedde dat ze de Opperpot was. Ik telde uiteindelijk meer dan 12 Potten, wat een verrassing was, aangezien deze soort meestal in groepen van 6 tot 8 samenleeft.
Gefascineerd keek ik toe naar de paringsdans van de Pottengroep. De hiërarchische rang in een dergelijke groep wordt niet alleen bepaald door wie het hardste aan andermans haar kan trekken. De belangrijkste maatstaf voor je rang is de hoeveelheid andere Potten binnen de groep waarmee je gepaard hebt. Dit paringsritueel was dus niet alleen voor seksueel genot, maar vooral bedoeld om hogerop te komen. Opperpot keek waakzaam toe. Zij had alle Potten beslapen en had het recht in te grijpen.
Ik was zo gefascineerd door het dierlijke gedrag, dat ik opschrok toen ineens een donkerharige Pot binnenkwam.
Deze Pot had behalve een andere haarkleur ook een ander tondeusestandje dan Opperpot. Ik zag zes andere zwartharige Potten binnenkomen, duidelijk een andere groep. Snel greep ik Iris vast en bracht haar achter de bank in veiligheid. Als een groep zich binnendringt in het territorium van een andere groep wordt er gevochten totdat de verliezende groep met opengescheurde beha’s moet vluchten. Alleen de Potten met de grootste cupmaten kunnen rekenen op vergeving.
De blonde Potten wonnen de slag. Toen de rust was weergekeerd en de blondines weer aan het neuken waren op de dansvloer, vroeg ik me af of het mogelijk was dichterbij te komen. Potten zijn een agressieve diersoort die geen toenadering van buitenaf tolereren, maar als echte bioloog wilde ik de gok toch wagen. Bij een gewelddadige reactie kon ik misschien met mijn cupmaat C een veilige aftocht garanderen. Zachtjes sloop ik nabij. Toen ik op een afstand van drie meter was, draaide Opperpot zich dreigend om. Voor ik kon wegrennen had ze mijn haar al te pakken en rukte ze zo hard ze kon. Ik trok mijn T-shirt uit en liet mijn borsten voor haar neus op en neer schommelen, maar niets leek te helpen. Toen ik me overgaf om te sterven, hoorde ik een stem achter me.
“Hé Ruth”, zei Iris doodkalm.
“Hmmgrrr”, zei Opperpot en liet me vallen als een baal vodden. “Heb je een schaar voor me misschien?” vroeg Iris. “HmggggrrrrGRRR”, zei Ruth terwijl ze een tondeuse uit haar tas trok. “Thanks”, zei Iris, en ze sneed met de tondeuse het draadje van haar jurk af. “Laten we maar eens gaan”, zei ze tegen mij.
Nog altijd stijf van de adrenaline volgde ik Iris naar de deur. Twee Potten stonden elkaar te vlooien naast de ingang. “Grrrrho”, gromde er één. “Hoi Mad”, antwoordde Iris.
“Hoe ken je ze?” vroeg ik Iris. “O, ik heb Ruth ooit platgeneukt”, antwoordde ze doodleuk. Verbijsterd liep ik weg. Iris had een vijandelijke soort benaderd, de onverbiddelijke Opperpot op de knieën gedwongen en een band opgebouwd met de aggressieve Potten. Én ze had aan seks met dieren gedaan. Ineens was de kleurloze Iris toch niet zo saai meer.