Elf uur, zaterdagavond. Voor de deur van het café ligt de eerste dame al op haar knieën op de stoep. Als ik het goed begrijp wil ze “hier liggen… slapen…”. Jammer voor haar, de nacht is nog zo jong. Hoewel, waarschijnlijk heeft ze haar eerste drankje al voor twaalf uur ’s middags naar binnen geslagen. Een sterke jongen tilt het bijna bewusteloze meisje omhoog en schudt haar een beetje met haar. Ze opent haar ogen, trekt even met haar zongebrande schouders en staat dan wankelend op. Klaar om door te feesten.

Ze lijkt ons ongedeerd, dus vervolgen we onze weg door de overvolle stad. De pleinen barsten hier uit hun voegen, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Gillende toeristen wedijveren met het eindeloze gekwebbel van terrasbezoekers. En tot in de vroege uurtjes denkt niemand er ook maar een seconde aan om naar huis te gaan. Nu niet, gisteren niet, en ook niet op een doorsnee dinsdagavond. Slapen kan altijd nog.

Want het is ineens voorjaar, we gaan er nu van genieten.

En goed ook. Een week geleden liepen de vrouwen al met nauwelijks meer dan hun bikini aan over straat, om elk zonnestraaltje op te vangen. Alsof de hele stad eigenlijk een strand is, alsof het elke dag Koninginnedag is. Gisteren aanschouwde ik het wonderlijke scrotum van een man, rechtstreeks vanuit de brede ramen op mijn werk. Meneer was in het openbaar aan het zonnen op het dak. Ik geloof niet dat hij last had van zijn eigen zichtbaarheid, maar wij des te meer. Uit het raam staren voor inspiratie leverde heel vreemde ideeën op.

Ondertussen worden ook de shopverslavingen weer opgerakeld, neemt de alcoholconsumptie hoge vluchten en zijn de goede voornemens van nicotinefreaks het raam uitgegooid. Bij de niet-verslavingsgevoeligen heeft de zon een rechtstreekse invloed op het brein, want zelfs de nuchterste figuren gedragen zich alsof ze stevig aan de XTC zitten.

Amsterdam is nu een grote psychiatrische inrichting, of erger nog, een schoolfeest voor brugklassers.

En in het midden van deze kwetterende brugklas lopen wij, zelf ook aangetast. Langs watervallen van kots, tussen nimfen met korte rokjes, gaan we op weg naar het volgende café. Boris, een stapvriend, faked effectief een orgasme midden op straat. De meisjes doen een wedstrijd huppelen. Wat is het leven soms afzichtelijk mooi.

Mijn handen trillen als we het café bereiken en ik zoek mijn pakje sigaretten. Ik slaap al een week minder dan 4 uur per nacht, en meer dan eens zijn die uren bij iemand anders thuis, maar behalve wat coördinatieprobleempjes is er nog niets aan de hand. Al begrijp ik inmiddels wel waarom ik in de winter het liefst elke dag slaap. Er valt echt iets in te halen na de ingrijpende zomerrites.

Toch blijven mijn handen trillen.

Ik kijk rond in de afgeladen kroeg. Vrouwen dansen met elkaar. Een enkele man probeert Boris te versieren. Ik steek mijn sigaret op en blaas met diepe halen mijn adrenaline dood. Fucking lente. Alsof iemand hier op zit te wachten. Alsof ik niet genoeg aan mijn hoofd heb met bikinistrippers en mannenscrota.

Je staat achterin de hoek. Geen plek voor iemand die altijd in het midden wilt staan. Ik dans met mijn vriendinnen, ik kijk voorzichtig. Je zult me erkennen, begroeten en weer gaan. Precies zoals het moet. Precies zoals het gaat. Ik zwaai je vrolijk na.

Tijd voor een volgende lenteweek.

Dus loop ik naar buiten en steek de volgende sigaret op. Mijn buik komt tot rust. Vannacht kan ik misschien zelfs slapen. Deze week zal ik weer dromen. Als een ADHD’er door het leven springen. Door mijn raam naar buiten staren, terrassen onveilig maken, de zon tot mijn grootste vriend verklaren en de onvermijdbare vlinders omarmen en verachten. Deze lente maakt mijn hoofd zo druk, mijn leven zo inconsistent. Ik heb niet eens tijd om een zingevende column te schrijven. Ik heb niet eens de structuur om het te laten lopen. En als het goed is, heeft ook niemand de zin of tijd om het te lezen.

Wie tot hier gekomen is; dankjewel. Maar vergeet dat huiswerk, stress, werk en verbroken relaties. Ga nu naar buiten, ruik de geur van de lente. Geniet.