Ze staan als verstijfd op het podium. Twee liggende vrouwen op de achtergrond, in een bed van stro. Een jongen met een vuist opgeheven in de lucht aan de rechterkant van het podium, schreeuwend naar een andere jongen die rent.Althans, hij lijkt te rennen, lijkt door angst overmannen zich te bewegen, maar natuurlijk staat hij slechts stil in de gloeiende hitte van de spotlichten. Een vrouw zit vooraan, op de grond. Ze heeft grote grijze ogen en kijkt in het niets. Zij is de ster, dat kan je zien aan de pijn die ze lijdt. Zij is degene die alles dragen moet vandaag. En winnen zal, uiteindelijk.
Het meisje bevindt zich in de coulissen. Ze zal straks haar naamloze rol vervullen, zonder woorden op het grote gapende gat van het podium. Ze kijkt nu slechts in het publiek, de belichaamde angst. Al haar woorden liggen daar in opgesloten, al mag zij niets zeggen. Ze zal souffleren, ze kent elk woord, ze kent de muziek. Het meisje zonder tekst is bang fouten te maken. Ze mag niets zeggen, ze kan niets zeggen, hoeveel muziek er ook speelt van binnen. Ze is de machteloze in dit stuk. En toch is ze bang voor een fout. Zo bang dat ze niet kijken kan naar de zaal of naar het podium. Ze kijkt er slechts langs zonder het op te nemen. Ze vermijdt het podium. Ze kijkt eroverheen. En ziet de jongen aan de andere kant van het podium in zijn coulissen staan.
Hij heeft de rol straks om het meisje met de grote ogen te helpen. De ster is de prater. Hij zal luisteren. Hij zal zijn leven misschien veranderen omdat hij haar ontmoet, omdat zij zich mengt in de stroom die zijn leven is. Maar zijn leven is niet belangrijk voor het spel.
Naast hem staat de vrouw. De vrouw van het meisje met de grote grijze ogen. Zij speelt geen bijrol in het stuk, en ook geen hoofdrol. Zij is er, en daarin is ze genoeg. Ze zal de ster met zich meesleuren en vervolgens meestromen met haar. Zij zullen gelukkig zijn, de ster die kan praten met zoveel woorden, al kan ze haar eigen leven niet vertellen. De ster die mag voelen met zoveel gedachten, al zijn het misschien niet die gevoelens van buiten haar rol. De ster zal gelukkig zijn. En de vrouw van de ster waarschijnlijk ook. Want de vrouw wil bij haar blijven, wil bij haar zijn in koude nachten, mag denken en mag voelen. Ja, zij zijn degenen die het stuk laten leven. Straks. Eerst moet er nog zoveel pijn uitgespeeld worden op het podium, in het zand en in het stro.
In het zand staan de jongens. Zij spelen opnieuw de kleine rollen. Homoseksuele mannen die elkaar beklemmen en die wegrennen voor elkaar. De verloren liefde. De te grote liefde. Te veel bevestiging, te veel angst, te weinig samen kunnen zijn. Te veel willen bezitten. Dat zullen de mannen spelen, altijd de mannen, hoewel vrouwen dezelfde fouten kunnen maken en zullen maken. De regisseuse houdt ervan de mannen de fouten toe te schrijven. Onterecht. Maar ze kunnen het mooi spelen, deze jongens. Ze zijn prachtige voorbeelden.
In het stro zitten bijfiguren. Zij zijn slechts belichaming van het leven dat de ster gaat leiden. Zij zijn de lesbische vrouwen die het stuk in kader vatten. Maar zover is het meisje met de grote ogen nog niet. Het meisje dat gelukkig mag zijn, het meisje dat de woorden spreekt. Ze mijmert nu nog en draagt haar pijn. Ze kijkt het publiek in en ontmoet mijn felle ogen.
Het stuk is al uitgespeeld, de rollen zijn verdeeld. Ik hoef niet meer te kijken om te schrijven. Ik ken de spelregels al, van de stoffige strowezens tot het doofstomme meisje dat net niet ver genoeg de coulissen in gedoken is. Morgen heb ik het geschreven en in ons plaatselijke krantje gezet:
Opnieuw hetzelfde verhaal
Hoewel we elke keer weer getroffen worden door de vakkundige manier van neerzetten, blijft het een feit dat Anne steeds hetzelfde verhaal vertelt. Ze kan niet stappen buiten het kader van haar eigen leven.
Bij ‘het doek gaat op’ was de belichting redelijk in orde en de wanordelijke manier van personages opvoeren werd uitstekend begeleid met achtergrondmuziek. Het is vreemd dat Anne niet meer tijd besteed aan een ordening aan haar personages, aan een rechtlijnige, bijgevijlde versie van haar verhaal, dat ze toch inmiddels uit ten treuren moet kennen.
Voor Anne is het toneel bij uitstek een geliefd onderdeel, omdat zij daar zoveel gelukkige uren doorgebracht heeft en het hele leven daarbinnen kan plaatsen. Maar haar personages zijn weer te vlak opgezet. Met korte, heftige toon zijn zij verteld, zonder in te duiken op een karakter. Soms wordt iets krom verteld, soms dubbel.
Het ergste is de manier waarop zij niemand dan zichzelf kan uiten. De ster met haar stralend grijze ogen, de vrouw die daarbij staat, het stille droommeisje dat zoveel te vertellen heeft maar niet durft en niet kan, de beide jongemannen met hun hartverscheurende liefde, de lesbische vrouwen in het stro, de jongen die slechts luistert en meeloopt, de regisseuse, allemaal zijn ze Anne zelf in een bepaalde levensfase.
En vooral de laatste persoon in haar verhaal is autobiografisch;
haar eeuwige criticus.
Uw journaliste.