Woorden van liefde

Ik wou dat ik je nu beschrijven kon. Dan schreef ik met fijne pen op je schouderbladen hoe graag ik hun last wil delen. Mijn woorden zouden uitwaaieren totdat ik je nek bereik.

Daar kriebelt je haar in mijn neus als ik geconcentreerd de bocht van je slanke hals beschrijf. Ik krabbel zachtjes over dat bot waar ik de naam niet van ken, dat je schouders met je nek verbindt.

Op je linkerborstbeen neem ik de tijd. Ik vertel hoe dun je pantser is, dat stukje huid, dat je hart van de wereld scheidt. Hoe sterk je durft te zijn, dat je ijzer smeedt uit kwetsbaarheid.

Als ik afdaal tussen je borsten schrijf ik noodgedwongen even blind. Ik vertel je buik hoe mooi ze is, precies zoals ze is. Dan schrijf ik je benen vol met nachtlucht, sterrenlicht en zeewind.

Op je rug zou ik vertellen van de zomersproeten die zelfs in de winter stand houden. Hoe graag jij wou dat ze wegtrekken zouden. Maar voor mij zijn ze de puntjes op de i.

Ik eindig met je armen, die je zelf ooit van lijnen hebt voorzien. Ik kus elke streep met mijn pen, tot ze niet meer leeg zijn.

Mijn muze, was je maar hier, dan maakte ik je mijn papier. Ik voorzag al je grieven, groeven en schuren van verhaal. En dan had ik je lief totdat de woorden wegsleten.

Want voor mij blijf je altijd een ongeschreven boek,

Je schrijver.