Het is zes jaar geleden dat ik voor het eerst een gebroken hart had. Ik zat in de vierde klas. Hele dagen schreef ik haar naam in mijn schoolschriften. Ik keek niet eens op als de leraar met zijn doordringende okselgeur mijn persoonlijke ruimte binnendrong. Ik verkrampte geen spier als hij me uitkafferde omdat al mijn formules haar naam droegen.
Ik veegde slechts zijn spuugklodders uit mijn schrift en krabbelde verder.
Toen mijn vriendin Saskia mijn aantekeningen van Natuurkunde wilde overnemen en in mijn schrift alleen maar dezelfde naam zag, begreep ze dat ze iets moest doen. Als ik niet snel weer de oude werd, zou ze haar proefwerken niet kunnen halen. Samen met een paar andere vriendinnen belegde ze een vergadering in de dameskleedruimte van gym. Dit was de veiligste plek van school. Vanwege een loerende potteuze gymlerares kleedden de meisjes zich altijd om op de toiletten, en ikzelf kwam traditiegetrouw nooit in een les opdagen waarin beweging verplicht was.
Mijn vriendinnen besloten me mee te nemen naar een van de beruchte feesten waar de avond niet compleet was voordat je zes mensen gezoend had en je dronken naar buiten waggelde om te kotsen in de bosjes. Dat zou me goed doen, besloten ze.
Toen ik twee keer naar buiten gewaggeld was om in de bosjes te kotsen, maar nog geen enkele centrifugerende tong in mijn mond had gehad, liep ik tegen ene Max aan. Hij wankelde, viel bijna, maar wist zich staande te houden door mijn kont te grijpen.
Ik barstte in snikken uit.
Met glazige ogen staarde hij me aan toen ik lalde over mijn liefdesverdriet. “Maar hield je echt van haar?” vroeg hij toen. Ik had net het boek Sophie’s Choice gelezen voor Engels, dus ik antwoordde “Als ik moest kiezen tussen haar laten neerschieten of mezelf, dan zou ik mezelf kiezen.”
“Ja”, zei hij. Zijn ogen werden donker van de inspanning om na te denken na veertien bier. “Maar als je moest kiezen tussen haar en iemand die je niet kent, waarvan je niet weet hoeveel mensen er dood zouden gaan van verdriet… ene Annabelle?” Ik vond hem ineens bijzonder intelligent. Zou ik het over mijn hart kunnen verkrijgen een vreemde te laten vermoorden? Met familie, vrienden, een vriendje? Hoe kwam hij trouwens aan die belachelijke naam?
“Annabelle is mijn ex”, sprak hij met dubbele tong. “Ah”, zei ik. “Ik zou haar laten neerschieten.” Hij knikte. “Ik ook, maar wat als het nou om een hele groep ging? Allemaal mensen met familie en vrienden…” Zo had ik het nog niet bekeken. “Dan zou ik mijn ex laten neerschieten”, peinsde ik.
“Je houdt niet van haar”, was zijn conclusie.
Ik voelde me meteen minder verdrietig. “Ik hoop dat ik nooit zoveel van iemand zal houden”, antwoordde ik. “Nee, maar zelfs dan komt het moment wel weer dat je God op je blote knieën bedankt voor het verbod op wapenbezit”, lalde hij. Ik keek hem aan. Hij geloofde in God. Zijn ogen lichtten op toen hij het woord ‘blote’ zei. Hij was dronken. En hij had mijn kont nog steeds vast. “Ik moet gaan”, zei ik abrupt. Mijn vriendinnen hadden hun quota van zes tongen inmiddels gehaald, dus ik kon veilig vluchten voordat Max me in zijn centrifuge stopte.
Vijf jaar later. Midden in een heftige ruzie kijk ik mijn vriendin aan.
Helderblauwe ogen, zachte wangen. In mijn onderbuik laait een vuur van adrenaline en misselijkheid. Ze is het mooiste. Ze is mijn alles. En toen wist ik het. Ik zou Annabelle laten afschieten. Ik zou de groep laten afschieten. De hele mensheid inclusief mezelf. Als zij maar leeft, als zij maar gelukkig wordt. Op dat moment zegt ze in tranen: “Het is over.”
Ik denk dat we allemaal wel eens echte liefdesverdriet hebben gehad. Zonder te kijken de straat oversteken, de treinrails die lonkt. Vriendinnen die van je vervreemden omdat je je bed niet meer uitkomt en alleen nog maar huilt. Je vervloekt het dat je geen wapen hebt om de mensheid uit te roeien. Chocola helpt niet. IJs helpt niet. Drank helpt niet.
Maar je moeder had gelijk, de tijd helpt, uiteindelijk.
Er kwam een dag dat ik uit bed kroop. Dat ik mijn skinny jeans van drie jaar geleden weer over mijn vermagerde heupen kon trekken, een T-shirt aanschoot en me naar de You Too sleepte. Een meisje met rood haar bood me drankjes aan. Als ze lachte klonk er een waterval. Haar stem was zo zacht dat ik me wilde laten meevoeren. “Hoe heet je?” vroeg ik haar. “Annabelle”, antwoordde ze.
Ik vroeg haar even te wachten en liep naar buiten. Daar probeerde ik mijn strakke broek op te rollen, maar ik kwam niet ver genoeg. Dus trok ik hem uit. En ik dankte, in mijn blote kont, op mijn blote knieën, de regering, Jan-Peter Balkenende en iedereen behalve God zelf, voor het verbod op wapenbezit in Nederland.