Wintertijd

Het is eind oktober en de klokken gaan vannacht achteruit. Ik staar door mijn raam naar al dat grijs. Vorig jaar was er meer kleur, zie ik in de flarden van dagboek die ik doorploeg op mijn computer. In mij was het net zo grijs.

Het is vies en nat buiten. Het is vies en nat in mij. Ik maak een boek van honderden flarden. Dat klinkt als een droom, maar het was nooit de mijne. Daarom voel ik me ook niet ontheemd als het werk me leeg laat. Soms is het zo.

Het is eind oktober en de wereld ligt nou eenmaal zwaarder op mijn schouders. Ik kan er niet van wakker liggen. Ik kan er niet beter van slapen. Dingen gaan door en ik ga gewoon mee. Ik kies de weg van de minste weerstand.

Alles stroomt zoals het stromen moet, en als er een obstakel is, vindt de stroom er wel een weg omheen. De weg van de minste weerstand is soms die van onverwachte uitkomsten.

Want ik maak een boek. Dat was geen droom. Juist daarom gebeurt dit me. Ik ben straks uitgeput, afgemat, neergeslagen door gebrek aan licht, aan zin en aan energie. En een gepubliceerd schrijver.

De klokken gaan achteruit. Ik ben een zee van grijs. Maar sinds ik mee ga met de stroom, en naar de onverwachte uitkomsten wordt vervoerd, is grijs geen lelijke kleur meer. Er komen dromen uit die ik nog niet eens had durven dromen.

Het is niet meer alleen zwart in mij.