Gewoon even bij een strandvuur aan zee. De zon gaat onder en het is nog steeds 28 graden. Jij bent er niet en het voelt niet vreselijk, als een scheur in mijn middenrif. Het voelt als den schaafwond, dat geef ik toe, maar niet iets dat mijn levenslust ontkent.
Ik lig bij een strandvuur onder de sterren. En alles is nog steeds scherp ondanks dat je daar niet bent. Ik tast wat af en je komt nog altijd binnen. Ik app je soms wat wanhopige zinnen. En jij appt terug dat je bij me bent.
Was het altijd zo eenvoudig? Elke theorie die ik gelezen heb, elke EFT-therapie schreeuwt ja. Dat hele wanhopige samengebald in twee zinnen. ‘Je angst is niet waar,’ en ‘ik sta je na’.
Ik heb je verlaten en je hoort de smekende ongelukkige te zijn. Maar ik ben de alene en dat mag ook als verlater. Ik vraag je stem, je zingt voor mij. Niet om me te winnen en niet voor een prijs. Liefde kan echt kosteloos zijn.
Ik ben alleen, maar eenzaam niet. Jij evenmin. Toch zing je vanaf je vrienden, uit je gure najaarsweer, me mijn eigen 28 graden sterrenhemel in. Je zou me kunnen afstoten, ik jou, en we doen het niet. Het is te diep, maar niet onpeilbaar; ons verdriet.
Het is goed zo, we leren, we hebben het eens gedaan. We kunnen, we weten, we hebben hier iets aan. Misschien juist daarom, zal ik nooit nog zo lang gaan.
Ik ga nooit meer een week van je vandaan.