Vandaag is de zee wild. Er staat een flinke wind die zorgt dat we niet onder de parasollen hoeven. De lucht is van het blauw dat Nederlandse warme dagen hebben; niet azuur maar lichttroebel plastic. Er is verandering op komst. We springen door golven alsof we in een wildwaterbaan zitten en trekken ons niets van de naderende bedrukking aan. Een reisgenoot zegt tegen een andere; ‘zullen we nog even in dat ene straatje dat dingetje halen dat we daar gezien hebben?’ De ander begrijpt het. Morgen vliegen we terug. In Nederland verschijnt, heb ik gehoord, tegelijk met ons de najaarszon.