Ik kijk naar het zandlandschap van mijn onderbenen, de kastelen die verrijzen op mijn buik. Af en toe glipt er een golf korrels mijn billen op of verzamelt zich een kluwe ministenen in mijn navel en liezen. Een snelle blik opzij leert dat ik hierin de enige ben. Glad, bruin en zandvrij liggen mijn reisgenoten op hun handdoek. Het is me een raadsel hoe ze dat redden. Ik ben uiterst magnetisch voor zand, denk ik, ik kan niet bewegen zonder dat alles blijft kleven. Ik kan daar dramatisch over doen maar ach. Ik lig op een strand in de zon.