Alles heeft een begin en einde. Zo ben ik opgevoed. Een begin, zo is me verteld, dat je geboren wordt en die eerste kreetjes uitsnakt, zoekend naar lucht. En een eind, zo vermoed ik, waarin je opnieuw die moeite doet om adem te halen. Wat zoveel boeken, liedjes, mindfulness programma’s me proberen te vertellen, maar ik nooit heb geloofd, is dat dingen kunnen eindigen met een begin.
Toen ik dacht op mijn dertigste te sterven, dacht ik precies dat. Dat ik op mijn dertigste zou sterven. Dat zou een nieuw begin betekenen van jouw leven, dat ik drastisch frustreerde, en een kopzorg minder zijn voor de mensen die ik kende, althans, dat dacht ik toen. Inmiddels denk ik dat het misschien een kopzorg meer zou zijn. Maar inmiddels ben ik dan ook, zoals men zou zeggen, een normaal mens. Toen was ik iemand die dood wenste te gaan.
Als je weer zegt dat zelfmoord egoïsme is, want ik denk niet aan de nabestaanden, heb je absoluut gelijk. Als je denkt dat depressie egoïstisch is, want je leeft in je eigen hoofd en behandelt iedereen als een bijfiguur, heb je ook absoluut gelijk. Als je denkt dat wat ik je aandeed een verregaande vorm van narcistisch gedrag is, heb je ook absoluut gelijk.
Maar als je het me wil aanrekenen, een vergelding vragen, een vergoeding, een rechtszaak, kan je er niet verder naast zitten. Kwets me, verlaat me, en stel je grenzen. Ik respecteer die. Maar straffen hoef je me niet. Ik heb mezelf genoeg gestraft. Ik ben mezelf verloren.
Ergens in mij zat een protest, zelfs in het diepste van mijn dal. Ergens in mij riep ze, terwijl ik lekker in mijn marge overleefde. Een stem die wilde dat ik doodging. Die niet wilde dat ik doorkoerste op deze weg die ik jarenlang nog net had kunnen overleven. Maar die me koste wat het kost rechtstreeks op de afgrond afstuurde.
En terwijl de rest van me kermde en wist dat dit het einde was, dat ik niet lang meer te leven had, niet nu ik alles kapotmaakte waarmee ik ternauwernood kon blijven drijven, stuurde die stem me een nieuw begin in.
Die stem, die vrouw. Zij is mij. Misschien wel het belangrijkste stuk van de aan stukken gescheurde mij. Zij is degene die ik altijd gevangen zet als ik me slecht voel. Zij is degene waar ik elke keer op wacht, maanden lang, tot ze die verlossende eerste kreetjes slaat, als ze weer lucht krijgt.
Ik dacht dat ik zou sterven op mijn dertigste, en ik had gelijk. De ik die wij hadden is dood. De ik die ik geketend had, leeft weer. Het heeft jaren geduurd sinds ik weg ging, maar ze leeft weer. En al sluit ik haar steeds op als de gewetenloze, zij is degene die empathie heeft, vreugde voor een ander, liefde voor al het leven. Ik ben zo dankbaar dat ze terug wil keren, zo blij dat ik haar ‘ik’ mag noemen. Zij is meer mij dan mij.