Het is weer zover, de grootste toneelproductie van het jaar staat op het programma. Sinterklaas heeft zijn pedofiele hielen nog niet gelicht of de kerstbomen staan in de etalages. En vlak na de kerst barst de tweede vrijgezellenhel los met Oud en Nieuw. De hele wereld is geforceerd gelukkig en ik staar machteloos naar mijn telefoon.
Stelletjes halen alvast hun romantische hart op en gezinnen staan in de startblokken voor hun feest-burn-out. Grote trossen vrienden en families trotseren de papperige straten met rode neuzen van de kou en fronsende wenkbrauwen. Ze hebben het allemaal zo ontzettend gezéllig. Niet nu, maar vast heel snel.
Want straks zullen ze voor de open haard de cadeautjes vinden die ze nu lastminute bij elkaar graaien, in lelijke dozen verpakken en met een goedkope strik versieren. Ze zullen het jengelende kind negeren dat niet het juiste cadeau kreeg. Eerst niet van Sinterklaas, nu niet van de Kerstman. En ook niet in het nieuwe jaar. “Hou je mond, Keesje! Geniet gewoon van je autootje! Volgend jaar krijg je misschien je roze tutu, maar nu is het toch fijn?”
Geef mij die cadeaus maar gewoon niet.
Een lief geschenk, zoals bloemen op een onverwacht moment, geeft me altijd een geluksgevoel. Maar op afspraak al die crap ontvangen, daar kan ik nog steeds niet tegen. Mijn vader keek met kerst altijd heel gelukkig als hij het zoveelste paar sokken uitpakte. Zijn mond vertrok in een sarcastisch glimlachje.
Hadden ze voor mij ook maar onderbroeken verpakt, dan kon ik me daar tenminste op instellen en had ik erom kunnen lachen. Maar ik pakte elk jaar met een leeg gevoel mijn veel te dure cadeaus uit en staarde naar mijn telefoon.
Wat ik ook kreeg, het was nooit wat ik wilde
Ik zou graag zeggen dat ik die ene bijzondere Barbie wilde, of een leuk treinstel. Dat ik Kees’ autootje wilde, en niet mijn roze tutu. Maar er was niets dat me gegeven kon worden. Een pakpapiertje kon niet herbergen wat ik wilde hebben, mijn ouders konden het niet schenken. Op mijn twaalfde had ik de catastrofale teleurstelling al begrepen die mij nog altijd achtervolgt. Elk jaar dacht ik weer dat het deze keer nieuw zou zijn, anders, groter.
Dit keer zou ik ontsnappen. Dit keer zouden twee armen zich om me sluiten en me vertellen dat alles goed was. Een roomblanke huid zou zich aftekenen op mijn maagdelijke dekens, terwijl buiten de kou door zou zeuren. De mantel der liefde zou me warm houden, minstens tot de lente weer kwam.
Ik geloof helemaal niet in de ware en ik haat het als ik me afhankelijk voel. Maar zelfs nu nog, op mijn 24e, slaat zonder die ene vrouw waarmee ik alles kan delen de feestdagenmelancholie toe.
Met liefde verander je geen seizoen.
Dus ik negeer dat knagende gevoel. Ik vier kerst en Sinterklaas gezellig met vrienden en permitteer me maar één weemoedige gedachte op 31 december, 12 uur middernacht. Zolang ik niet tussen de geïrriteerde families winkels in hoef te duiken, vind ik het allemaal prima. En zolang niemand me overlaadt met cadeaus, kaarten en oliebollen.
Want het enige wat ik wil, is dat ene smsje. Niet omdat mijn geluk ervan afhangt. Maar omdat al de stress en de gedwongen sfeer van een cadeau zo ontzettend waardeloos kunnen zijn. En een bericht meer dan wat dan ook de leegte kan vullen: “Ik denk aan jou”.