Diep in de zee

Diep in de zee

“Op mijn verjaardag mag ik zeesterren,” verklaart ze met een glimlach. De zeester, een term die pas recent in zwang is gekomen onder het selecte groepje lesbiennes waar ik me begeef, is toch een zeer bekend fenomeen. De naam misschien niet, maar het gedrag wel: het op je rug liggen en de seks over je heen laten komen. Eigenlijk hoef je alleen maar je ledematen te spreiden en af te wachten.

Initiatief of participatie niet vereist.

Ik stoot haar lachend aan. Ik weet dat ze er helemaal niet van houdt om te zeesterren. “Het is zoals ik me heteroseks voorstel,” heeft ze eens gezegd. “Klaar liggen om genomen te worden.” Ik kan niet weten of ze gelijk heeft, ik stel me nooit wat voor bij heteroseks.

“Ik denk dat ik op mijn verjaardag maar weer de oester doe,” zeg ik.

De oester is bijna mijn nieuwe nickname geworden. Zodra iemand in mijn buurt komt klapt de schelp al dicht. Letterlijk; mijn benen tegen elkaar, spanning in de dijbeenspieren. En figuurlijk, alsof er een betonnen muur om me heen is gebouwd. Ik vraag me af of ik ooit nog seks zou hebben. Ik vraag me af of ik het wel zou willen.

Ik kan het me wel voorstellen, dat dan weer wel.

En op alle vlakken komt steeds meer van me los. Laatjes waarin ik herinneringen heb gesloten klapperen open. Stukjes van mezelf die ik geen plek meer gaf worden weer kleuren in mijn dagelijks bestaan. Ik ben en ik weet en ik kan. Maar ik voel niet, nog niet.

“Nog altijd beter dan de garnaal,” vindt ze.

Ik weet niet precies wat ik me bij dit zeedier moet voorstellen. Een kleingeschapen man? Een gerimpelde, geribbelde huid op ondefinieerbare plekken? Ik vraag het haar maar niet. Ik heb mijn schelpen al meer dan vol.