“Ik weet niet hoe het eh… moet daar beneden… ik bedoel, qua schaamhaar…” zegt ze verlegen als we het bed voor het eerst betreden. Dat komt goed uit, ik heb ook geen idee wat de schaamhaarmode is.
Ik heb van oudsher wat moeite met modieuze conventies. Het is niet dat ik me niet wil aanpassen, het is dat ik het memo waar de conventies op worden doorgegeven vaak mis. Zo was het ineens niet meer cool om een broodtrommeltje naar school mee te nemen. Ik kwam daar pas achter toen het zo erg niet meer cool was dat ik er openlijk om werd uitgelachen.
Hetzelfde met de sticktas voor hockey. Stug weigerde ik mijn stick op mijn stuur te balanceren. Mijn teamgenoten interesseerde het allang niet meer, maar bij elke wedstrijd werden er weer scheve gezichten getrokken door de tegenpartij. Het was een moeilijke combinatie, mijn enorme angst voor afwijzing, mijn onscherpe oog voor wat hip is, en dat stukje stugheid in mij dat uiteindelijk doorzet tegen de ‘regels’ in.
Ik kan goed aanpassen, zelfs voorsorteren, op veranderingen die dingen beter maken. Trends lijken alleen nooit functioneel te zijn. Dus hou ik daarin mijn voorkeuren zo lang vol tot ik vanzelf weer in de mode kom.
De broodtrommel werd een statement. De sticktas was een verloren zaak. Lesbisch zijn schijnt tegenwoordig heel anders te zijn dan toen ik op mijn dertiende uit de kast werd getrokken, dus ook dat doorzetten heeft in zekere zin ergens aan bijgedragen. Maar het heeft ook zijn nadelen altijd de boekjes te buiten te gaan. Wanneer een vrouw me vraagt naar de schaamhaarmode, heb ik geen antwoord.
En die vraag komt vaak. Het schijnt een van die dingen te zijn waar je niet over durft te praten en dus geen antwoord op weet. Moet het kaal, of een streepje, mag het een bos? Ik weet de huidige mode niet. Het interesseert me niet.
Ikzelf heb er niets, tenzij ik het weer eens vergeet, dan heb ik alles. Niet omdat het de mode is. Gewoon omdat ik zo vaak uitschiet bij het scheren dat alles weg makkelijker is. Net als de broodtrommel of de sticktas kies ik voor mijn schaamhaar de weg van het minste ongemak, en de meeste weerstand.
Wat ik het leukste vind aan schaamhaardracht is vooral; merken dat iemand er niet op bedacht was. Dat het wat onverzorgd is, iets verder woekert dan de ander zelf gewend is. Dat iemand in bed ligt en even letterlijk geen fuck meer geeft om de kleren die ze droeg, de omvang die ze heeft, de benen die ze altijd bedekt houdt, of om zoiets onzinnigs als haar schaamhaar. Omdat ze me vertrouwt.
Ik heb het antwoord dus niet, over hoe het moet met dat schaamhaar. Het enige waar ik heilig van overtuigd ben is dat de naam niet klopt. Het is gewoon haar, dat groeit op een streek waar niemand zich voor schamen hoeft, tussen lippen die zeker nooit schaamtewaardig zijn.
Ik hoop dat als ik in je bed beland je niet bang bent om je oogleden, rimpels, zwart haar op de kin, striae, buik, krassen van automutilatie, of eigenlijk wat dan ook. Ik vind je mooi.
Ik hoop ook dat als ik in je bed beland, je niet bang bent om toch bang te zijn, of boos, of verdrietig, of ongelukkig. Je hoeft je nergens voor te schamen. Ook niet voor schaamte zelf.
En als ik de tijd krijg om je te vertrouwen, zoek ik wel uit hoe het voor jou moet, daar beneden.