Identiteit

“He Anne!” Marleen opent de deur. “Kom binnen! Ik moet weer rennen naar de keuken, Simone heeft nog steeds niet geleerd hoe ze aardappelen moet bakken.” Nadat ik mijn jas heb opgehangen, loop ik de kamer binnen waar de rest van mijn vrienden op de bank hangt. De tv laat oude beelden zien van de Gay Pride. Mannen in leren shorts varen langs op de Pink Police-boot, een sliert gigantische roze condooms drijft erachter.

“Echt té”, zegt Inge.

“Ja,” beaamt Rita, “waarom doen ze zo? Alsof je echt anders bent als homo. Anne, ik ben blij dat jij het niet nodig vindt om in ondergoed op een gracht te dansen.” Grinnikend schud ik mijn hoofd en vind de afstandbediening om door te zappen naar de onvermijdelijke Net5-series.

We eten een zwartgeblakerde aardappelschotel. Rita vertelt over de club waar ze laatst is uitgeweest, een van de nieuwste tenten in Utrecht. Ik ken alleen Tivoli in Utrecht, vanwege zijn PANN-feesten. “Tivoli,” zegt Simone dromerig, “daar heb ik Peter ontmoet.” “Ja,” valt Marleen schamper in de rede, “we weten allemaal hoe en waar je die geweldige, goddelijke Peter ontmoet hebt. Maar Anne, je moet weer wat vaker met ons uitgaan hoor.”

“Je bent waarschijnlijk al jaren niet meer in een gewone club geweest.”

Ik knik. Het is inderdaad al meer dan drie jaar geleden dat ik uitging in een café dat niet voor homoseksuelen bedoeld was. De laatste keer was in Dansen bij Jansen, waar ik de hele avond bezig was om geile studenten met een stijve van 15 centimeter op een afstand van meer dan 15 centimeter te houden.

“Schrijf je nog steeds?” vraagt Simone aan mij. “Niet zoveel meer”, zeg ik. “Maar misschien wil ik een keer een boek schrijven.” “Leuk!” zegt Simone. Ik zie Marleen aarzelen. “Wat is er?” vraag ik haar. “Nou,” zegt ze, “ik heb een paar van je verhalen laatst weer gelezen. Ga je een boek ook zo schrijven?” “Hoe bedoel je, ‘zo’?” vraag ik haar. “Nou ja, als je door een groot publiek gelezen wilt worden, moet je misschien schrijven over een… ehm… heterostel?” Verbaasd kijk ik haar aan. “Begrijp me niet verkeerd,” zegt Marleen, “maar ik denk dat je misschien een beetje te veel bezig bent met het feit dat je lesbisch bent. Je hebt naast ons bijna alleen homoseksuele vrienden, je gaat uit in homoseksuele clubs, schrijft homoseksuele verhalen. En mijn Maarten ergert zich eraan dat we nooit eens een avondje uit kunnen met jou zonder een keer op dat onderwerp uit te komen.”

“Het gaat ons toch om wie je bent, niet om wat je bent.”

Ik kijk om me heen. Simone knikt instemmend, Inge en Rita buigen zich snel over hun verpieterde eten. Zwijgend pak ik mijn glas wijn en concentreer me op Sex and the City.

Is het waar? Concentreer ik me te veel op mijn seksualiteit? Ik herinner me dat ik vroeger schoorvoetend naar een forum ging om meisjes te ontmoeten. Ik zou liever iemand tegenkomen in de supermarkt, of gewoon in mijn klas. Het is tenslotte normaal om homo te zijn, dus waarom moest ik er speciaal iets voor gaan doen? Ik zwoor een dure eed: altijd gewoon te blijven, wat er ook zou gebeuren.

Maar blijkbaar ben ik ergens toch veranderd.

Op het beeldscherm buigt Carrie zich over een eeuwenoud relationeel probleem. Terwijl zij haar column formuleert, kan ik niet anders dan mij afvragen: zijn wij personen die toevallig homoseksueel zijn, of is homoseksualiteit een deel van onze identiteit?

Een paar uur later zit ik vast in een ellenlang zwijmelgesprek over mannen. Rita prijst het formaat piemel van haar laatste scharrel. Simone kwijlt al meer dan een uur over Peter. En Marleen is overgestapt op het kritieke onderwerp van de kinderen die zij met Maarten zal baren. “Jij krijgt toch geen kinderen, denk ik?” vraagt ze me dan. “Misschien”, zeg ik. “Het liefst met een homo als vader”, voeg ik eraan toe. “Oh”, zegt Marleen. “Maarten was er al bang voor. Het liefje… hij zit zich nu al te bedenken hoe hij jullie kinderen later mee moet nemen naar het voetbalveld.” “Wát?” antwoord ik. “Nou ja,” zegt Marleen, “ze zullen toch een echt mannelijk rolmodel nodig hebben.” Ik ben met stomheid geslagen. Dan sta ik op, pak mijn jas en zeg gedag. “Sorry dames. Ik moet nog een column voor de Expreszo schrijven.” “O, wat leuk!” kweelt Simone. “Wat voor blad is dat?” “Geen blad”, zeg ik. “Gewoon een site met vrienden.”

Vrienden die begrijpen wie ik ben.

Fluitend loop ik de avondlucht in. Ik ben trots op mijn identiteit. Dus zweer ik een nieuwe, nog duurdere eed. Dit jaar zal ik meedoen aan de Gay Pride. Op de boot.

Met alleen een roze string aan.