Lesbische identiteit

Portofiel

portofielHet tintelt al in mijn nek als ik de eerste stap het vliegtuig uit zet. De zon is heet, op die droge manier. Een verdwaalt zweempje zeelucht komt langszetten. Twee straten verder is het vooral zeep dat ik ruik. Niet omdat iemand een fles zeep op de grond heeft gegooid. Maar omdat hier bloemen zijn, die ruiken naar zeep.

Technisch gezien ruikt zeep dus naar deze bloemen. 

Al heb ik ooit zijdelings biologie gestudeerd, de naam van de zeepbommen ken ik niet. Wel de uitwerking. Mijn tenen krommen zich even in de net aangeschoten slippers, mijn gedachten springen met een diepe ademteug van tien kilometer per uur naar bijna nul. De enige essentie die nog binnenkomt is: waar is de zon, het water, voedsel.

Alleen de basale noodzaken zijn er nog bij.

Drie dagen hebben we, in Portugal. Een minitrip, een break, veel te kort maar op de één of andere manier ook eindeloos. Zoals alleen mediterrane dagen zich als een krolse kat uit kunnen strekken. En dan de altijd vervreemdende gewaarwording dat het leven in dit land, het leven met deze mensen, veel echter is dan echt.

Dat het zo hoort, die zeep in je neus. 

Dat het niet anders kan zijn, die handen in je handen. De zon op je gericht.