Buiten schijnt de zon, maar de wereld staat in brand. De één na de andere stad wordt gebombardeerd, aanslag op aanslag volgt en het schokt ons niet eens meer. We zitten op het terras en drinken onze zomerwijntjes. Alsof het ons niet raakt.
Dat doet het natuurlijk wel.
Een vaag gevoel van angst besluipt me elke keer als ik denk aan de naderende Gaypride. Tien jaar al doe ik in volle overtuiging mee, omdat ik het goed vind dat er een dag is dat we onszelf durven te laten zien. Een week om te vieren dat we mogen zijn wie we zijn. Feest om onze vrijheid.
Dit jaar voel ik me minder vrij.
Het is niet zo dat homoseksuelen specifiek doelwit zijn van de aanslagen. De schokgolf van geweld trilt door de hele wereld. Maar het is wel zo dat we door de daders van deze aanslagen gehaat worden, omdat we zijn wie we zijn. En één van de aanslagen, op gay café Pulse, bewijst dat we kwetsbaar zijn.
Dit jaar is het Europride.
Het grootste gayfeest in Europa, hier in ons kleine Amsterdam. En ergens in me zegt de angst: misschien moet je dit jaar overslaan. Misschien moet je niet-opvallen, normaal doen, dit feest een keer ontwijken.
Die angst is de reden dat ik ga.
Want daarom staan we daar, elk jaar, weer op die Pride. Niet om ons eigen carnaval te hebben of in ons ondergoed te dansen. Maar omdat we ons eigen carnaval mógen hebben, in ons ondergoed mógen dansen, en niemand daar iets van hoeft te vinden.
Stel nou eens, stel, dat er een gek is die deze Gaypride opblaast.
Dan zou ik het mezelf nooit vergeven dat ik er niet bij was, om met mijn laatste adem onze vrijheid te vertegenwoordigen.