Kameleon

Kameleon

Ik vond het vroeger zo mooi, hoe je schijnbaar moeiteloos van de ene naar de andere situatie gleed. Met je eerdere relaties was je een heel ander mens. Met je relatie na mij ben je weer een hele nieuwe vrouw. Alsof ze er nooit geweest zijn, mijn kleuren op je huid, mijn afdrukken op je wang. Het kostte je maar één stap, een kleine, abrupte, om alle tinten die van me restten voorgoed van je af te laten glijden.

Ik was inmiddels zo uitgezogen, zo kleurloos, dat het een verademing moet zijn geweest om door te gaan. Een nieuwe kans op geluk, op een leven dat de moeite waard is. Ergens onder je nieuwe huid moeten het blauw van mijn beloftes, het rood van mijn lippen en het zwart van ons huwelijk nog liggen. Maar wat je niet ziet, bestaat niet. Je bent nog maar één stap weg van mij, maar ik kan je contouren al nauwelijks meer onderscheiden.

En ook dat is waarom ik van je hield. Je compleet opgaan in andere mensen, hobby’s, liefdes. Het vluchten, het altijd maar vluchten. De schoonheid elders terugvinden en die aannemen als je nieuwe kleren. Alle pijn daar bewaren waar niemand, vooral jijzelf, ooit meer hoeft te gaan. Dat is wat ik bewonderde, je overlevingsdrang. Vanaf het moment dat ik je zag, wilde ik niets liever dan met je rennen.

Er moet nog een afdruk van mij zijn. Maar ik kan je niet meer zien, die paar stappen naast me. En al kon ik dat wel, ik behoor al tot je trauma’s, het verleden. Terwijl ik langzaam mijn tinten grijs verlies en kleur beken, met roze wangen, en mijn ogen helder blauw, besef ik dat je deze versie van mij hebt afgepeld en gebleekt, dat je juist deze vrouw niet missen zou.

En ook dat ik niet meer wist wie ik was en waar jij begon, waar de grens tussen ons ooit was geweest, maar zovaak overtreden dat de randen rafelig en sleets werden. Was er wel een ‘jij’ of was er al die tijd slechts een spegelreflectie van mij? En als je niet meer dan een spiegel was, vond ik dan ooit iets mooi aan jou?