gay.nl

Juffrouw Anja

Ik was pas zeven jaar oud. En toch waren het al roerige tijden. De speelhoeken moest ik verlaten. Ik kon alle letters van het alfabet al in schoonschrift schrijven. Ik kreeg geen stickertje meer bij mijn naam als ik de tafel goed had opgezegd.

Juffrouw Anja was voorbij

Ze maakte al die mooie rode krullen in mijn schrift. Ze plakte een pleister op mijn knie als ik weer eens door de doornstruiken was gelopen. Ze had grote bruine ogen en prachtige lange benen die onder een rok vandaan mochten komen, want de school was niet christelijk en ze was pas 27. Ze sloeg verschrikt haar hand voor haar mond wanneer het krijt over het schoolbord piepte, zodat je naar haar toe wilde lopen om die grote bruine krullen te strelen. Maar juffrouw Anja was niet meer mijn juffrouw. Ik zat nu al in groep 4.

Waar de spellen ruwer werden.

Ik heb het nooit zo goed begrepen, de klapspelletjes, het touwtjespringen. Maar ik kon het altijd goed ontwijken. Oké, ik werd een beetje vreemd gevonden, maar ik werd getolereerd. Wanneer ik me terugtrok op mijn muurtje in de pauze was er niemand die daar moeilijk over deed. Ik staarde over het plein, over de schutting, naar de horizon waar ik ooit mijn weg moest vinden. Juffrouw Anja stond soms naast me, rookte langzaam een sigaret en keek met me mee.

Maar in groep 4 was alles anders.

In de pauzes bevond ik me ineens in jongens-tegen-de-meisjes gevechten. Een spel waarvan het enige doel leek te zijn om elkaar zoveel mogelijk aan te raken. Toen een jongen mijn arm eens met zijn prikkeldraadhanden bewerkte, gaf ik geen kik. Wat respect opleverde, maar me vervreemde van de meisjes. Als ik dan ook weer het springtouw ontweek was ik zwak. En wanneer ik stiekem in een hoekje in de horizon mijn toekomst probeerde te lezen, keek er niemand met me mee.

Het ergste waren de gymlessen

Waar we vroeger altijd rond mochten rennen als kippen zonder kop, moesten we nu spellen spelen die om kracht en uithoudingsvermogen gingen. Oefeningen die competitief waren. Langzaam achteruit schuiven in het spullenhok was geen optie meer. Niemand liet me nog stilletjes de kleedkamer terug in glippen. Elk slachtoffer dat ingemaakt kon worden werd oplettend in de gaten gehouden. Het valt op wanneer je teamleden kiest en aan het einde alleen het dikke kind overblijft. Je vraagt je toch af waar het nerdje gebleven is.

Elke vrijdagmiddag kreeg ik die twee uur lange marteling.

Het duurde drie maanden voordat ik het niet meer uithield. Op een vrijdagmiddag, na gym, sloop ik het gebouw door. Op zoek naar mijn kindertijd, op zoek naar mijn toekomst, klopte ik aan bij groep drie. Juffrouw Anja was er nog. Ze poetste het schoolbord met een grote spons. Toen ik binnenkwam gaf ze een glimlach en een knikje. Ik pakte de bezem en veegde haar vloer. Daarna keek ik uit het raam, over het schoolplein, over de schutting, naar de horizon. Ze kwam naast me staan en keek mee.

Wat zal ze van me gedacht hebben?

Ik denk dat ze meer van mij wist dan ik van haar. Ik vroeg me nog niet af wat zij zag. Misschien begrijp ik nu wat ze zocht aan de horizon. Het kan ook dat ze er net zomin over nadacht als ik, dat ze gewoon genoot van het ongecompliceerde moment, het delen van een blik in de verte.

De wereld werd de laatste twintig jaar nog veel onbegrijpelijker.

En juffrouw Anja plaatste nooit meer een krul bij mijn werk, plakte nooit meer een pleister op mijn wonden. Maar we keken nog jarenlang elke vrijdagmiddag naar de horizon. Zelfs nu denk ik soms dat ze naast me staat, langzaam een sigaret rookt en over mijn schouder mee kijkt. Dan staren we samen naar die plek waar we een weg in moeten banen,

De toekomst die we nog steeds niet hebben doorgrond.