Ik stap op

Als je valt moet je meteen weer opstappen. Voordat de angst als een venijnig monster toeslaat en je voorgoed weerhoudt te gaan. Ach ja, de angst, mijn metgezel. Angst voor winkels waar mensen je aan kunnen spreken, en feestjes en supermarkten en telefoongesprekken en het leven zelf. Ik ben gevallen, gevallen, nog harder gevallen. En net zo vaak blijven liggen als weer opgestaan. Vandaag blijf ik niet liggen. De zon is te helder, haar ondergang een lucht in vlammen, de startende avond doorschoten van azuurblauw met donkerpaarse wolkenflarden. Ik sta op, ik stap op en ik rij de nachtlucht in.