Ik denk je bij mij

Het is alweer half drie in de middag, mijn hoofd klopt als ik hem eindelijk optil van het kussen. Dwars door de smerige gordijnen heen zie ik de zon. Het is warm, te warm. Mijn bed is bezweet. Ik voel de doorligplekken op mijn rug. Mijn to-do lijst van vandaag is oneindig lang, maar de middag is nog jong. In zekere zin.

Ik ben vannacht maar drie keer wakker geworden

Niet van de alcohol, die mijn slaap gefragmenteerd heeft. En niet eens van de lege plek in mijn bed. Maar van de gedachte dat ik de suiker was vergeten te kopen voor in jouw thee. Dat ik de was niet had gedaan, de afwas evenmin. Dat het huis stonk, het om mij heen verre van fris rook, dat ikzelf in een staat van verrotting begon te verkeren. Te laat besefte ik dat het niet uitmaakte. Dat je me nooit zou hebben gevraagd om zulke kleine dingen, dat je van me hield door alles heen. En zelfs je er een probleem van zou hebben gemaakt, is er niets meer dat ik hoef te doen. Je zal toch niet meer thuiskomen.

Wie in bed stapt met beschadigd hart, begint zijn droom al slecht

Ik steek mijn eerste sigaret op en ga koffie zetten. Een kopje Espresso, dat mijn huis nog verder vervuilt. Dat apparaat doet namelijk nooit wat ik wil. Jij gaf het me, het ding is een hel. Het resultaat is gelukkig hemels. Ik wankel weer naar de kamer en denk aan de ongelooflijke zooi waarin ik leef, de zooi die mijn leven is. Toen je net weg was nam mijn werklust toe, nam mijn verantwoordelijkheid grote sprongen. Nu komt de schok pas. Ik voel me onmenselijk vrij, maar gek genoeg is dit niet wat ik wilde. Zelfs het enige wat me dreef, het enige wat ik wel wilde, het ongeluk van leven in woorden te vatten, zelfs dat is niet meer dan een last.

Soms schrijf ik nog, en bijna wat ik bedoel

Bijna. Want de waarheid is te hard voor mijn woorden. Dus tik ik artikelen uit over de meest uiteenlopende onderwerpen, dingen die ik leuk vond voordat ik je verloor. Het is bijna hetzelfde, het loopt zoals het lopen moet. Het rijmt waar dat moet, het wekt emoties op als ik het wil. En toch is het een mechanisme. Ben ik gewend geraakt aan het schrijven? Ben ik gewend geraakt aan de opdrachten, en is mijn passie daarin verzand? Eerst was dit mijn enige troost, maar nu ik niet meer zonder ophouden durf te ratelen, bang om mijn eigen gezicht tegen te komen in mijn woorden, nu is het een maniertje geworden. Een simpele bezigheid, niet vervelend, maar niet beter dan elke andere.

Mijn hoofd bonkt nog steeds als ik achter het computerscherm ga zitten. Met mijn koffie, met mijn sigaret. Ik negeer mijn to-do lijst. Ik open een leeg Word-document en schrijf. Ik heb nog geen pen gevonden die beschrijft hoe ik me voel, maar een computer biedt zoveel mogelijkheden. De cursor knippert en ik tik. En tik. En tik. Tot mijn tranen het scherm vertroebelen en ik op zoek moet naar de alcohol die zich vast wel ergens in mijn koelkast verborgen heeft.

Soms drink ik mezelf schadevrij.

Een schaamteloze alcoholistische, kettingrokende, uitgaande, verantwoordelijkheid-negerende, slechte werknemer. Dat ben ik. Ik zie het allemaal versloffen onder mijn vingers en ik weet niet hoe ik het tegen moet houden. Ik ben zo dicht bij het kwijtraken of afdanken van alles wat ik nog heb. Het biedt me zo weinig troost dat dat me niet eens kan schelen. En dat is het moment dat ik denk dat ik mijn vrienden moet bellen. Maar geen van hen heeft me tot nog toe wakker gemaakt. En ik durf niet eens meer, bang ze weer lastig te vallen terwijl ze zo druk bezig zijn met gelukkig zijn. Misschien is het dan toch tijd voor die psycholoog. Of jou.

Denk jij soms mij bij jou?

Ik geloof het niet. Zachtjes knabbel ik op het laatste stuk pizza van gisteravond. Al die verloren eindeloze pijnlijke verliefdheden. Maar dit? Dit wist ik niet. Dat jij dieper geworteld zat dan een boom ooit in de aarde kon dringen.

En ik denk alleen nog heel zacht. Want tenminste dit kan ik je geven, wat niemand ooit heeft gedaan. Dit wat ik nu schrijf. Het eerbetoon aan jou. Helemaal van jou ben ik nooit geweest, van niemand. Maar deze pijn heb ik nooit gekend. Ik zet Acda en De Munnik op en huil bij de laatste, volslagen misplaatste hoop die zij wel hebben opgeschreven. Hoop die zelfs mijn ongeremde, maar ontoereikende woorden niet konden raken.

Ik heb jou niet nodig om van jou te houden
Ik denk je hier bij mij.