Bevrijdingsdag

Het is dinsdagavond, station Muiderpoort is nagenoeg uitgestorven. De lucht begint koeler te worden. Mijn vriendin trekt haar zomerjas strak om zich heen, ik wrijf over haar rug in een verwarmende omhelzing. Twee jongemannen lopen onze richting uit.

Geïnteresseerd blijven ze staan.

De rechter jongeman stoot zijn vriend aan terwijl zijn ogen gefixeerd blijven op mij. “Tomboy”, zegt hij tegen de ander. Hij is nog niet bij de ‘L’ van ‘ Lesbienne’ in zijn taalcursus, of komt uit een cultuur waar mannen ook frivole zomerrokken dragen. “Wel een beetje dik”, zegt de tweede jongeman richting mijn buik, als het hem na een paar minuten nog niet gelukt is mijn aandacht te trekken. Dat moet hij nodig zeggen. Hij zou mijn rode rok nog niet eens over zijn enkels heen kunnen wrikken.

De jongens blijven zeker vijf minuten om ons heen hangen. Voor een stel dikke tomboys vinden ze ons merkwaardig interessant. Mijn vriendin trekt zich na een paar seconden los uit mijn omhelzing, maar ik blijf haar hand vasthouden. Na enkele blikken* en twee wuivingen** druipen de heren eindelijk af.

Gemiddeld gebeurt dit drie keer per dag.

Als ik alleen over straat loop, gaat de aandacht niet verder dan een waarderend gefluit of een knipogend hallo, soms gepaard met een geschreeuwd telefoonnummer. Maar wanneer mijn vriendin en ik samen zijn, vormen we blijkbaar een openluchttheater. Iedereen lijkt het recht te hebben ons van dichtbij te bekijken en ons hardop te bekritiseren. Meer dan eens heb ik zelfs de zin ‘Wacht maar tot je een echte piemel hebt gehad, dan wil je niets anders meer’ mogen horen. Meer dan eens heb ik me afgevraagd wat er nou leuk kon zijn aan zo’n stijf geval in je, als je ook flexibele damesvingers kan krijgen.

Als de trein eindelijk is aangekomen en we zijn ingestapt, vraagt mijn vriendin “Was je niet bang voor die jongens?” En ik geef het eerlijk toe: “Wel een beetje.”

“Waarom bleef je me dan vasthouden?”

Het antwoord is niet eenvoudig. Vroeger zou ik mijn vriendin niet vastgehouden hebben. Ik zou niet hebben laten merken dat ik van haar hield. Ik zou mijn vrienden of familie niet eens verteld hebben dat ze bestond.

Mijn oma wist uiteindelijk als eerste dat ik lesbisch was. Ik was doodsbang voor haar reactie. Drie jaar lang heb ik gezocht naar het juiste moment om het haar te vertellen. Ik zag mijn sterke, strenge oma in die jaren terugkeren in haar hoofd, tot ze weer het meisje was van in de oorlog. Ik zag haar van een verbeten tuinierster veranderen in een verwarde tv-kijker. En ik zag dat ze van haar bank in haar zelfstandige huis verplaatst werd naar een bed tussen verpleegsters.

Op een dag stond ik alleen aan dat bed. Mijn geheime eerste vriendinnetje stond op de gang op me te wachten, mijn ouders hadden al afscheid genomen van oma. Mijn oma zat met haar hoofd in de oorlog. De Duitsers konden er elk moment aankomen, ze had de ondergedoken joden al in hun dubbele muur verstopt. Ze pakte de roeispanen van haar bootje om de buren te waarschuwen voor de aankomende razzia.

“Oma, er zijn geen Duitsers meer”, vertelde ik haar.

“Jawel, ze komen eraan! Verberg je, snel!” riep mijn oma naar mij. “Oma, ze zijn weg. De oorlog is voorbij”, antwoordde ik. “Is het voorbij?” zei mijn oma verbaasd. Haar ogen stonden ineens verrassend helder. “Waarom heb je je meisje dan op de gang gelaten?” Ze draaide zich om richting de hal en riep met een krakende stem “Lieve kind, het is over. Je hoeft je nooit meer te verstoppen.” Een uur later vertelde ik het nieuws aan mijn ouders. “Oma is dood. En ik ben lesbisch.”

Nu mogen de mensen op straat me aanstaren zoveel ze willen. Ze mogen me bekritiseren waarneer ze daar zin in hebben, zelfs op een afstand van twee meter. En ik zal de hand van mijn vriendin vast blijven houden. Ik zal haar midden op straat zoenen. Ik zal me nooit meer verstoppen.

“Ik hield je vast omdat ik dat wilde, liefje”, antwoord ik uiteindelijk.

Nederland is vrij.

 

* Manier om mannen op afstand te houden. Trek één wenkbrauw op en kijk naar je opdringerige medemens alsof je een modellenwedstrijd hebt gewonnen en nu wordt lastiggevallen door een broekplassende zatlap.

** Wegwerpgebaar dat vaak samen gaat met een blik. Zwaai alsof er lastige vliegjes om je heen zoemen die de moeite van het optillen van je hand maar net waard zijn.