“Weet je zeker dat je het wel leuk vond vrijdag? Je was zo bezig met lesbische onderwerpen, je vroeg niet naar Mark.” Prachtig, dat jaar begin ik dus al goed. Ik had een heel leuke avond met Liza en haar vriendje Mark, maar ergens was er iets fout gegaan. Iets dat ik gemist heb. “Hij vroeg zich af of je me misschien liever weer met een vrouw wilde zien”, zegt ze.

“Dat is niet waar! Je bent altijd veel gelukkiger met een vriendje”, protesteer ik.

“Heb je dan misschien een nare ervaring met heteromannen in het verleden?” vraagt Liza. Ik ben stomverbaasd. Ik kan niet direct iets ergs verzinnen, maar soms lijkt het er wel op.

Met hoeveel heteromannen ga ik om? Ik heb een paar geweldige jongens als klasgenoot en collega gehad. Er zijn geen betere kroegmaatjes dan mannen. En je kunt met niemand anders zo goed over de belangrijke dingen in het leven praten: seks, onbegrijpelijke vrouwen en bier. Maar die jongens kwamen en gingen.

Ik heb ook een paar goede heterovrienden gehad. Jongens die onzeker waren, maar ook zelfverzekerd, jongens die mijn ambities prikkelden en me mateloos wisten te irriteren. Mannen die zich gedroegen als een leuke vrouw dus. Met het verschil dat ik niet wist wat ik met ze moest; ik wilde niet te dichtbij komen. Ik was al diep emotioneel verbonden met ze. Ze trokken me aan en beangstigden me tegelijkertijd. En zodra ze me begonnen te zien als kruising tussen psychiater, seksobject en de perfecte partner, was ik verdwenen.

Er zijn geen heteromannen meer in mijn leven

Er zijn er natuurlijk zat, en ik kan het over het algemeen goed met ze vinden. Maar ze zitten niet meer in mijn vrije tijd, sociale leven of vriendengroep. Misschien mogen ze mij niet op een meer dan oppervlakkig niveau, of ik hen niet. Maar ik denk dat het probleem dieper zit. Ze maken het allemaal te ingewikkeld.

Ik heb jongens gezoend, en dat was prima. Zodra het verder leek te gaan, vluchtte ik met een angstige blik en een scherpe tong. Ik heb meer mannen gekend die verliefd op me waren dan ik me überhaupt kan herinneren. Ik hield ze op afstand met pure desinteresse en af en toe een lullige opmerking. Soms was ik geïnteresseerd, maar ik was altijd bang.

Waarschijnlijk gebruik ik nu die minachting preventief.

Ook al weet ik dat er niets te vrezen valt, het ‘lesbisch zijn’ is vanaf de eerste ontmoeting ingesleten in mijn systeem. Meteen vanaf het eerste moment mijn homoseksualiteit tonen, scheelt me een lastige coming-out én ongewenste toenadering. Op latere tijdstippen is het pure bravoure. Ik ben onaanraakbaar en soms ronduit gemeen. Ik ben mijn angst vóór. Maar ook mijn emotionele verbondenheid.

“Een nare ervaring? Niet dat ik weet”, zeg ik mijn vriendin naar waarheid. “Zo dichtbij komen ze niet.” Het blijft lang stil aan de lijn als we beiden beseffen wat ik eigenlijk zeg. Hetero’s in mijn vriendenkring, prima, als ik het maar niet weet. Als ik maar kan praten over mijn levenswijze, zonder die van hen te horen.

Zolang ze maar vooral niet aan me zitten.

Het is duidelijk, ik ben heterofoob. Homofoob dus, maar net even anders. De grootste homofoben zijn stiekem een beetje bi. En nu moet ik er ook aan geloven. Ik beloof mezelf dat het maar voor een keertje is, slik mijn angsten weg en vraag Liza het onvermijdelijke. “Hebben jullie zin om uit te gaan?” Ze begint te lachen. “Homo of hetero?” vraagt ze, maar ze heeft het al geraden. “Hetero”, antwoord ik.

“Ja,” zegt ze kalm, “jij hebt echt hard een man nodig.”