Heel veel

We zitten aan het water. Ze vindt dat ik zonnebrand op moet. Ik wil eerst mijn eten op, anders plakt het in mijn mond. Het rust niet in haar hoofd. Ze wil mij niet kwijt, dat is onlosmakelijk verbonden aan protectie van mijn lijf. Ik was het al vergeten, maar als ze aandringt op het zoeken van de fles in mijn tas, voel ik me betutteld en gedreven. En dan zitten we daar, op dat terras, boos. Het gaat nergens over en toch over heel veel. Gelukkig weten we wat we ermee moeten. Zowel met nergens als met heel veel.