Als ik een nieuwe vriendin kreeg, het serieus begon te worden, ik het echt ergens naar toe zag gaan, stuurde ik altijd een worddocument. Het heette ‘schaamte’ en er stonden dingen in die ik ergens in mijn twintigerjaren eens op papier had gezet. De dingen die ik in mijn jeugd had gedaan waar ik me voor schaamde. De reden dat ik schuldig was.
Mijn vriendinnen reageerden er verschillend op, maar nooit echt afwijzend. Ze kregen ook maar twee minuten om erover te praten. Wat er stond in het document, ik dacht er liever maar niet aan. Ik herlas het nooit. Na het uittypen van het stuk heb ik het allemaal niet meer recht in de ogen gekeken. Dat hoefde niet. Het was netjes uitgeschreven, afgebakend, een verhaal. En dus weg.
Toen het uitging met mijn vrouw belandde ik in therapie. Mijn sluimerende depressie en mijn angst werden me met een scheiding erbij veel te veel. Het bleek dat een mens na een bepaalde leeftijd helemaal niet stil hoeft komen te staan, dat het doorgaat. Vreemd genoeg had ik dat nooit beseft. Ik dacht op mijn dertigste dat het af was, weg. Dat ik alleen nog hoefde dood te gaan.
Over wat er in het document stond heb ik het in al die sessies nooit gehad. Niet met die eerste therapeut, niet met de psychologen of de psychiater of de coach die volgden. Maar de inhoud, daar heb ik steeds vaker aan gedacht. Vooral bij grote thema’s als ‘schaamte’ of ‘schuld’ en waar dat vandaan komt. Waarom ik mezelf schuldig aan alles wat mis kon gaan vond.
Op een dag kreeg ik een nieuwe vriendin en het begon serieus te worden. Ik zocht het document bij wijze van ritueel op, maar het bleek in een laatste computercrash verloren te zijn gegaan. En toen deed ik voor het eerst wat ik nog nooit had gedaan. Ik vertelde wat afgebakend en weggeschreven was, met horten en stoten. En merkte toen, tot mijn verbijstering, dat het verhaal veranderd was.
Ik tastte rond in het gat dat daar zat en voelde me niet langer beschaamd. Ik zag dingen vanuit een ander perspectief en wist mij nergens schuldig aan. Het bleek dat een gebeurtenis na een voldongen verhaal helemaal niet stil komt te staan, dat het verhaal doorloopt, dat ze verandert van perspectief.
Ik was groot en klein en sterk en zacht en vooruitstrevend en bibberend, maar ik was vooral, ergens sluimerend in de achtergrond, dat nooit vertelde, afgebakende, weggestopte verhaal.
We zijn de verhalen die we over onszelf vertellen, en het kostte me meer dan tien jaar om te beseffen dat een document in het verleden blijft kleven, dat een verhaal moet worden uitgesproken om mee te bewegen. Dat ik het verhaal moest herschrijven om vooruit te gaan leven.
En dat ik, als ik het stuk nog had, het nu waarschijnlijk ‘groei’ zou noemen.