Ik eet met mijn gezin en aanhang in een restaurant. Om er te komen moeten we de dam over, iets wat ik geen mens aanraden kan. Ik pak haar hand vast, de ongeschondene. Terwijl ik me door stromen toeristen heen navigeer weet ik zeker dat ik niet voor het leven trouw blijf aan Amsterdam. Sommige dingen zijn veranderlijk. Andere hopelijk niet. Eenmaal in het restaurant verbergt ze haar hand in haar mouw, maar haar geest is deze middag vrij. Ik hoor bij haar, zij hoort bij mij. Ik weet genoeg van geschonden zijn om die verborgen hand lief te hebben.