Ik zit in een metro. De man tegenover me plaatst zijn voeten tegen de mijne. Ik trek ze iets verder weg. Hij verplaatst zijn schoenen zo dat ze tegen de mijne aanstaan. Uiteindelijk zit ik in een ongemakkelijke hoek en raken zijn voeten mij nog steeds. Naast me wisselt een vrouw voor een wat meer ruimte-innemende man. Ik schik verder in, in de vergeefse hoop contact te vermijden en vraag me af waarom ik plaats afsta. Ver voor mijn stop wordt het hoekje dat me overblijft onhoudbaar. Ik sta onverhoeds op en loop over alle tenen heen het gangpad in.