“Hoi”, zegt ze, moeizaam. Ik zeg bijna zwijgend “Hoi” terug. Gek is dat, voordat ik met haar afspreek, herinner ik me altijd alleen de vlotte gesprekken van een vorige ontmoeting. De vreemde begroetingen, het stroeve begin, vergeet ik elke keer weer. “Zo, hoe is het? Nog steeds hetzelfde?” Ze knikt.

Het blijft zeker 10 minuten stil.

“Zullen we daar maar gaan zitten?” Ze wijst naar een tafeltje op het terras. Een asbak lonkt, ze rookte al vanaf de eerste klas middelbare school. Ik knik. Ik kan me nog goed herinneren dat ik haar voor het eerst zag. “Ze heet ook Anne, maar ga er alsjeblieft niet mee om. Je bent te goed voor haar. Ze is een bitch”, fluisterde een vriendin die ik nog van de basisschool had meegenomen me toe. Dus we pestten haar met haar sluike rode haar, haar groene kattenogen en haar botte opmerkingen. Tot ik op een dag besloot dat ik zin had naar haar toe te gaan.

We zeilden samen door de conventionele vriendengroepen heen, haalden onze neus op voor de dommen en de populairen, sloten vriendschap met zesdeklassers toen we nog in de derde zaten en maakten van onze toch al puberale depressieve leventjes een zo groot mogelijke chaos. Ze was goed in alles wat ze deed, maar het verveelde haar toch. Uiteindelijk belandde ze in een andere klas.

Daar pleegde ik mijn eerste verraad.

Toen ze op een dag met gym achter een jongen aanholde, vertelde ik een andere vriendin hoe verliefd ze wel niet op hem was. In deze tijd lijkt het een lachertje, toen was zo’n inbreuk op vertrouwen een halsmisdaad. Al was Anne, met haar verwrongen gevoel voor vertrouwen en waarheid, met haar aangeboren vermogen tot manipulatie en bedrog, een vreemd wetboek. Maar de minst betrouwbaren voelen zich vaak het zwaarst beschadigd. Een week later kregen mijn vriendinnen uit mijn klas een vreemd mailtje van een onbekende afzender. ‘Anne K. is lesbisch’ was alles wat er in stond.

Ik claim altijd dat ik zelf zo open was.

Soms vergeet zelfs ik dat ik er niet voor gekozen heb om iedereen alles te vertellen, omdat ik zo overtuigd ben van wie ik nu ben… Maar dat heb ik niet. Ik was doodsbang voor mijn coming-out. Het was niet mijn eigen beslissing de klas in te lichten. Toen ik eenmaal door kreeg dat ze achter mijn rug om fluisterden, heb ik naar de reden gevraagd. En toen ik die kreeg, heb ik het toegegeven. Ik heb met rechte schouders en rechte rug de 15-jarigen om me heen getrotseerd. De vragen van andere leerlingen op de gang beantwoord. En Anne maandenlang genegeerd. Ze had me een doodsteek gegeven.

Ze had me een groot geschenk gegeven.

Het was mijn onverschrokken houding en bereidheid om op die leeftijd de toen bestaande taboes gewoon onder woorden te brengen, die me een onschendbaarheid gaven. Niemand durfde me te kwetsen, de meesten vonden me schoorvoetend ‘cool’ (red: het jaren ’90 woord voor hip). Maar zij was degene die me die zet gaf, die mogelijkheid om ook nu nog zonder met mijn ogen te knipperen iedereen te vertellen: “Ja, ik ben lesbisch.” En niet alleen dat. Het aanleren van die houding heeft me alles aan flair gegeven, aan loslippigheid, aan masker in grote groepen. Het is zowel een zegen als een ongeluk om jezelf zo goed te kunnen verbergen, maar ik denk niet dat ik zonder had gekund. Zonder haar was ik nog het onbenullige verlegen popje dat zich achter mama’s rok verschool.

We lachen er samen nog steeds om.

Na de moeizame start zijn we al snel weer op elkaars golflengte. We praten over nu, over later en over toen. “Ach joh,” zegt Anne me “dat je het doorverteld had, was een fout. Maar geen grote. Het was gewoon tijd om even van elkaar af te zetten. We gingen zo veel met elkaar om, we zaten zo dicht bij elkaar, we zochten een excuus om weer zonder elkaar te zijn.” Waarschijnlijk heeft ze gelijk.

Twee minuten later zeikt ze de wereld om ons heen weer met ongewoon vermogen af. Vertelt ze hoe ze zelfmoord zou willen plegen. En vraagt zich af hoe ze haar vriend zover krijgt dat hij geen minderwaardigheidsgevoel krijgt omdat ze overal, uiteindelijk, toch beter in is. Ze maakt van haar leven nog altijd de grootst mogelijke chaos. Ze is of speelt nog steeds een bitch.

En wat iedereen ook mag denken, ik ben nog steeds geen haar beter.