Zoenen

Mijn lippen zijn nog zachtjes opgezet van het zoenen als ik het huis binnensluip. Een traag kloppen die de nachtelijke terugreis mij niet heeft kunnen afnemen. Het zal zo’n veertien jaar geleden zijn dat ik voor het eerst zo’n gretig verslindende tong mijn mond binnenliet. Toen smaakte het nabranden me niet half zo zoet. Het was niet ongewenst, maar ook niet om over naar huis te schrijven. Nog een keertje gezoen, dat hoefde voor mij niet. Het verging de kus als blauwe kaas, kwetsbaarheid en schrijven; herhaling baart kunst. Zulke heerlijke broeiende kunst dat ik bijna terugsluip, de regen in.