Één aarzelende lentedag en het voelt alsof ik verder leven mag. Ik wil naar buiten zonder jas, met blote voeten door het gras, rennen tot de lucht mijn adem beneemt. Ik wil slapen in het park, dansen in de nacht. Vanuit de douche op het balkon, mijn haren nat, mijn huid gebrand in duizend druppels zon. Ik wil die slappe lach en plotselinge storm. In het midden staan, de wereld om mij heen voelen, één met de wind. Datzelfde kleine kind, high van hormonen, dronken zonder glas. Ik wil, ik wilde, ik wou. Dat het elk jaar zo’n zomer was.