Ik probeer een paar radioverzoeken af te werken in de trein naar de tandarts. Een slecht idee, de angst slaat me elk mailtje weer opnieuw om het hart. ‘Ik haat de tandarts’, denk ik. Dat is niet helemaal eerlijk. Ik heb een hele leuke tandarts. Wat ik denk ik echt haat is een paniekaanval. Die ik al heb omdat ik naar de tandarts ga, in stand wordt gehouden door de mailtjes. Ik wil niet in deze trein zitten, op deze prachtige morgen, en ik wil geen radio-optredens plannen en ik wil vooral niet hyperventileren. En ik doe het allemaal toch.