Therapie werkt

Ik ging mijn eerste therapiesessie in met een mengeling van hoop en wantrouwen. Hoop dat er een simpele oplossing zou zijn voor waar ik mee worstelde, een oefening, een pil, een antwoord. Wantrouwen omdat ik niet geloofde dat het antwoord bestond, als ik deze zelf in mijn vakken psychologie, in mijn eindeloze zelfmotivatie, zelfconfrontatie en zelfsussen niet gevonden had.

Ik had gelijk om te wantrouwen, want de simpele oplossing had ik al. Angsten confronteren had ik van jongs af aan geleerd, mijn negatieve gedachten tegenspreken was een tweede natuur, hechte vriendschappen aangaan was uiteindelijk in mijn bloed geslopen. De jongste lessen die ik leerde voordat ik in therapie belandde, mezelf in de ogen kijken, niet als slachtoffer en vooral niet als dader, en durven veranderen, hadden me waarschijnlijk ook zonder therapeut gered.

En toch was er een antwoord die ik niet had voorzien. Die had niets te maken met de checklists waar ik naast werd gehouden. Die had niets van doen met de oefeningen die ik meekreeg. En naarmate ik verder vorderde in de sessies, nieuwe therapeuten uitzocht, andere therapieën probeerde, merkte ik dat het zelfs los stond van het label dat ze me nu weer toedichten, de methode die ze bij voorkeur volgden of de ernst van de problemen waarmee ik hulp zocht.

Therapie werkt voor mij. Ongeacht of ik in de therapievorm geloof. Ongeacht wat voor trekken me worden toegedicht. Ongeacht of ik als braaf meisje de oefeningen volg, of juist recalcitrant mijn eigen hulpbronnen uitzoek en iets anders doe dan de hulpverlener om vraagt – in het laatste geval werkt het zelfs beter. Het werkt zelfs bijna, bijna, ongeacht de hulpverlener. Als er maar vertrouwen is, ze zich openstelt, naast me staat in plaats van boven me en echt naar me kijkt.

Het is zo simpel dat ik het idioot vind dat ik er zelf nooit aan had gedacht, maar ik ben een introvert met een extravert masker, een einzelgänger, iemand die zich isoleert om haar wonden te likken. En zoals elk menselijk wezen een extreem sociaal dier. Dus werkte therapie vanaf de seconde dat mijn zelfmotivatie, zelfconfrontatie en zelfsussen niet langer iets was dat ik alleen zelf deed. Vanaf het moment dat ik me liet zien, mijn kwetsbaarheid een naam kreeg, mijn worsteling een gezicht. Vanaf het moment dat lijden geen eenzame weg meer was, maar een sociale activiteit.

Ik loop nog steeds tegen een muur, vecht tegen vlammende angsten, bevries en verstijf, kan niet nee zeggen, word zwarter dan zwart. Ik werk nog steeds keihard, ik sta op en ik val, en mijn klachten zijn niet minder ernstig dan van de mensen die ik om me heen heb verzameld. Ik ben niet ‘beter’ geworden. Ik ben niet aan het helen. Ik was al heel. Mijn pijn en angst en verdriet zijn zwaar, maar nooit meer ondraaglijk. Zolang ik ze deel.