Ik zat met iemand van mijn dichtcursus in een cafe. Een zevendejaars filosofiestudent met een derdejaars psychobioloog. We wisten niet waar het leven ons brengen kon. Dichter bij onze kunst, hoopten we, en tegelijk verder er vanaf, want kunstdrift was ook toen wanhoop met een dun laagje vernis. We praatten niet zoveel, we wisten genoeg. De gapende afgrond die we deelden maar niet konden delen. Maar we waren studenten, die kregen toen de tijd om, voor het leven begon, er mee te spelen. Met de standaard van nu waren we aan het falen. Gelukkig waren we daarvoor net te vroeg.