Op de geitenboerderij is het al volop lente. Zo’n dertig piepjonge geiten spelen in het open hok. De vacht is nog zacht, ze zijn ongedurig en ze sabbelen wat af. Met vijf beestjes op schoot luister ik ongewild mee met een vader die in een conferencecall belandt. Zijn zoon rent achter de geiten aan en werpt ze bruut omver. Ik hoor af en toe ‘Doe niet! Sorry, mijn zoon is wat hardhandig, wat zei je?’. Ik kijk naar een andere vader, op zijn rug in het hooi, met stapels verrukte miniatuurgeiten op zijn lichaam. Zijn zoon duwt de geiten niet.