Ik sleep me van mijn werk naar mijn kamer, waar de verwarming staat te gloeien en kruip in mijn cocon. Taken in verschillende stadia grijnzen me aan vanuit de dozen in hoeken, ik negeer ze voor nu. Ik voel stress, ik mis de zon. Even glijd ik een herinnering in, het leven voordat ik met leven begon. Een andere kamer, lichter, maar kouder, mijn machteloze kreten, de onschuldige maar tot slachtoffer gemaakte muur. Niets kunnen bereiken, niemand kunnen worden, nooit iets zullen zijn. Door de raderen glippen, tussen de spleten verdwijnen. Ik knipper en de levensechte herinnering is weer voorbij.