gay.nl

Lelijk

Ze komt naar me toe als mijn vriendin even naar de WC is. Twintig jaar ouder dan ik, schrikbarend dun, met slap bleek haar in een vermoeid gezicht. Slaat haar armen om me heen en wrijft over mijn schouders. Stomdronken is ze, al is het pas een uur of twaalf. Ik laat het gelaten over me heen gaan. ‘Arm meisje,’ zegt ze. ‘Je moet het gewoon loslaten. Echt hoor, ik was net als jij, maar je moet het gewoon loslaten.’
Wat ik precies moet loslaten is me niet duidelijk.

Mijn vriendin komt terug, haalt geamuseerd haar wenkbrauwen op. Ik trek mijn schouders omhoog naar haar, ten teken dat ik het ook niet weet. ‘Jij hebt zoveel woede in je,’ zegt de vrouw. ‘Ik ken het hoor, ik heb dat ook gehad. Maar je leert wel loslaten, en dan komt alles goed. Als je ouder wordt dan merk je dat wel.’ Mijn vriendin grijpt in. ‘Ik denk niet dat ze veel woede in zich heeft hoor. Als er iets is dan hoor ik het wel. Of ik lees het.’ Ik knik, mijn zenuwtrekjes zijn wat het zijn, zenuwtrekjes. Als me iets dwars zit schreeuw ik het eruit of schrijf ik het eraf. Niet meer en niet minder.

Natuurlijk zit me zat dwars. Ik ben gestrest geraakt toen ik de baan kwijt raakte die ik leuk vond. Ik raakte gestrest van het freelancen. Ik ben gestrest vanwege de nieuwe baan waar ik nu aan moet wennen. Ik moet een nieuw huis zien te vinden. En mijn kat is krols en houdt me ’s nachts wakker. Maar ik voel geen woede, nog geen flintertje.

‘Nee,schrijven werkt niet,’ zegt de onbekende vrouw.

Ze begint weer aan het begin van het nu welbekende riedeltje. Loslaten, woede, ik was net als jij. ‘Ook ik ging eten om het te vergeten, maar dat werkt niet.’ Wacht even, dit was nieuw. ‘Eten?’ vraag ik. ‘Ja, ik zag er net zo uit als jij. Maar maak je geen zorgen hoor, als je straks alles loslaat dan komt het wel goed. Dan zie je er wel weer normaal uit.’ Mijn vriendin en ik wisselen een verdwaasde blik. Durfde ze dat nou echt uit haar mond te krijgen?

Blijkbaar wel. Mijn vriendin breekt nog eens in in de ondoordringbare loop van woorddiarree. ‘Dat zie je echt verkeerd. Anne valt juist ontzettend af als ze ongelukkig en woedend is.’ Ik knik. Ik weet nog dat ik in janken uitbarstte elke keer als een familielid of vage kennis zo trots op me was dat ik dunner was geworden. Ik raakte mijn kilo’s tegelijk kwijt met mijn geluk, maar blijkbaar geloven mensen sterker in het beeld dat magazines schetsen dan in mijn eigen woorden.

‘Nee, dat kan niet,’ zegt de vrouw.

De wildvreemde dame, die het zoveel beter weet dan ik. Ik ben het een beetje zat. ‘Ik denk dat je jezelf op mij projecteert,’ zeg ik haar. Ze probeert me af te breken, maar ik zeg op rustige toon ‘Ik ben nu een beetje geïrriteerd. Dat zeg ik. Net als ik zou zeggen als ik woede voelde.’

Een weerwoord durven hebben is een klap des doods blijkbaar. Haar broer moet er bijkomen om het gesis te stoppen. ‘Ik weiger zoiets van een tiener te horen. Voor mij ben je een tiener ja. Ik had je móeder kunnen zijn.’

Vlak achter mijn rug neemt de broer de nu jankende vrouw over.

‘Ze is jou niet. Ze moet zelf haar fouten maken. Je kan niet zomaar alles aan haar opdringen,’ hoor ik hem rustig. En dan haar, nu in volle slangemodus ‘Ze is zo lelijk. Kan ze niet zien hoe lélijk ze is? Kijk die armen dan? En die ogen, die ogen zijn zo lelijk!’ Mijn vriendin lijkt klaar te zijn om een paar flinke klappen te verkopen. Ik knijp in haar hand, recht dan trots mijn rug. ‘Kijk naar die rug,’ hoor ik achter me. Ik kan een giechel niet onderdrukken.

Schouders naar achter, borsten vooruit, en een brutale, zelfverzekerde glimlach over mijn schouder. Ze kijkt me aan met een bijna wurgende blik en rent dan met haar broer op de hielen de zaak uit. Elke instabiele dame gaat neer onder één zelfverzekerde glimlach.

Het was misschien niet aardig van me om zo te lachen, als je het effect kent. Maar het was niet alleen voor mezelf, ook voor alle volle vrouwen van de wereld die elke dag geconfronteerd worden met andermans eetstoornis en verwrongen wereldbeeld. Die zich vernederd, geslagen en veroordeeld voelen door deze mensen. Die woede krijgen, niet uit zichzelf, maar van de wereld om zich heen.

Die hier meer last van hebben dan ik.

Niet dat het voor mij zo makkelijk is om te horen dat ik dik en lelijk ben. Eerlijk gezegd werd ik woedend van haar. Zo woedend dat ik bijna een dag lang niet kon eten. Maar ik schrijf het nu. En daarna is het weg.