Er schijnen maar twee smaken te zijn aan mijn leven. Depressie of impressie. In beiden vertellen sommige medemensen dat ik ze pijn doe, drijf ik ze over grenzen of behoed ik ze voor vallen die ze willen maken.
Natuurlijk is er daarnaast nog het pessimisme, een vriendelijke staat voor mijn val in depressie. Aardig, overbezorgd en schrikachtig. En dan is er de wachttijd, een relatief vrolijke staat die zich vooral kenmerkt door, tja, het wachten. Op het verval naar het pessimisme. Of de vleugels van het impressie. In de wachttijd ben ik, naar wat ik heb gehoord, voor anderen het leukste mens. Voor mezelf sta ik slechts in de rij om geholpen te worden.
Het pessimisme en de wachttijd zijn rustige periodes, maar geen smaken. Het zijn beiden momenten van overleving. In de eerste weet ik dat ik ga vallen. In de tweede ben ik rusteloos; zal ik deze keer misschien opstijgen? Want dat is het enige dat ik wil, vliegen. Een naar gegeven, maar wel een ware. Soms, meestal kan ik wel zeggen, heb je als mens last van stemmingswisselingen. En sommige mensen hebben ook de keerzijde.
Ik ben één van die gelukkigen. Al zijn mijn downs maanden en jaren, ik ben één van de weinige mensen die ook de highs mag meemaken. Tot noch toe waren ze niet psychotisch. Bracht ik mezelf niet al te ver in gevaar. En weet ik nog steeds een soort van voor mezelf te zorgen.
Maar als ik daal of als ik vlieg ben ik exhibitionistisch. Ik ben met mezelf bezig en ik geef mezelf bloot. Niet door de kleding van me af te scheuren, of door zelfs maar seks te hebben. Mijn impressie of depressie is een opening naar wie ik echt ben. Een eerlijkheid die zo groot is dat het voor andere mensen schrijnend wordt.
En dan word ik teruggefloten. In het gelid, je kop onder het maaiveld, geen hoge bomen. Terug naar wachttijd, of pessimisme. Waar alle normale mensen zijn. Alleen, het normaal zijn doet me geen plezier. Ik proef niets meer van het leven.
Het liefst wil ik zijn, gezien worden, erkend. Iets wat me zonder de heftige periodes wordt onthouden, waarin ik gewoon een marionet van de wereld ben. Misschien is het exhibitionisme de smaak die verloren gaat in de tussenfases.
Mij zijn betekent niet zuchten of wachten. Het is recht op die afgrond afrennen. En of ik dan val of vlieg hoort niemand wat uit te maken.
At least I got a taste of life.