Halverwege

‘Ik ben hier’, fluister ik zacht, als ik mijn mentale checklist afloop en mijn mantra herinner. De lijst liegt er niet om. Als ik de kans krijg slaap ik tien tot twaalf uur per nacht. Ik heb geen zin om stukken te schrijven. Ik heb nog net zin om buiten in de zon te zitten, maar wil er geen paar meter voor lopen. Ik voel grote stress wanneer ik denk aan taken die op me liggen te wachten, al zijn dat kleine taken met een behapbare deadline. Ik voel angst als ik moet repeteren. Werk en huisbezichtigingen putten me meer uit dan in deze tijd van het jaar zouden moeten.

Ik registreer de tekenen. Het zijn minder vinkjes dan afgelopen winter. Dat hoort zo in april. Het zijn minder vinkjes dan in periodes dat ik echt flirt met depressie en angst. Dat is zeker een plus. Maar het zijn er eigenlijk te veel voor de aanloop van de zomer, te veel om een groeispurt te krijgen, te veel om mijn projecten naar het volgende level te tillen, te veel om te durven dromen van een zomer waarin ik tot vliegen kom.

En dat baart me een beetje zorgen. Natuurlijk keerden die zomers al in mijn jeugd niet jaarlijks terug, en de laatste vijftien jaar zijn ze bijna te zeldzaam om op te vertrouwen. Maar alles in mijn leven is aan het stromen, en ik lijk niet eens, zoals in rustiger jaren, met de stroom mee te glijden. Ik worstel me als een gigantische vis tevergeefs stroomopwaarts, bij elke bocht voel ik een ‘ik wil het niet’.

Ik wil de interviews niet schrijven. Ik wil mijn teksten niet leren. Ik wil geen nieuw huis zoeken. Ik wil geen projecten opstarten. Ik wil het liefst met een dekentje, op een bank, nutteloze tv-pulp kijken totdat mijn brein dood is. Ik hoop dat ik bezig ben met enorme renovaties aan de energie die me deze winter met liters tegelijk heeft verlaten. Maar ik vrees dat de grote dingen van mijn leven zo snel veranderd zijn dat ik verlamd ben van angst.

Ik vink totdat mijn gedachtevingers blauw zien en ik vind geen vrede in mijn overzicht. Verkeerde tekenen. Er is maar een ding dat ik tegen verlamming kan doen, en dat is de beweging maken die het meest zeer doet. Ik wil vooral niet hoeven schrijven. Want dan is de lijst geen gedachteoefening meer, maar heeft het een fysiek bestaan. En daarom doe ik precies dat.

Ik ben hier. Alles is een beetje stroef en ik weet niet wat ik moet zeggen. Me bewegen doet zeer. Maar ik ben hier. Alles is angst en ik weet niet hoe ik voor- of achteruit moet. Ik denk dat ik in een klem geraakt ben. Maar ik durf er op te vertrouwen dat ik wel weer onder die steen uitkom. Deze kop gaat weer uit het zand. Nog niet helemaal, nog even niet, maar toch al stiekem een beetje.

Ik schrijf en dat is al een poging tot draaien, met de stroom mee. Ik voel me op mijn zij schuiven, nog wat nutteloos flapperend met mijn vinnen. Ik ben er. Ik ben hier. Met deze woorden alweer halverwege.