Ik heb de wekker niet gezet en word om drie uur wakker naast een telefoon die in al zijn stilte roodgloeiend staat. Het is duidelijk dat ik niet meer eenzaam zal sterven, pas gevonden als een buurvrouw komt kijken waar de stank vandaan komt. Ik drink vier koffie en ga op enveloppenjacht. Ik bots bijna tegen vrienden uit een eerder leven, kijk een andere kant uit, vind de gewenste enveloppen en eet een pizza. Het was een rare dag, die vooral bestond uit nacht. Ik wroet in de oude wonden. Ik geloof dat ze weer open, maar niet ontstoken zijn.