Ik zit als een verzopen kat op de stoel, en probeer te bedenken of ik het kussen achter mijn rug moet wegtrekken. De val van de blaadjes ziet er door de ramen bijna luchtig uit. Ik werp er af en toe een blik op als ik moeite heb om mijn luisteraar direct aan te kijken, vraag me dan meteen af of ik lieg, verdraai. Als ik dieper de sessie inga verdwijnt mijn zelfachterdocht. Een leger hulpverleners verandert niets, als ik niet vertrouwen kan. Dus laat ik me vallen, bijna luchtig. Als ik mijn ogen weer open, is de regen gestopt.