Tachtig jaar

De kat speelt met een stuk plastic. Ze is in mensenjaren tachtig, maar dat is nog niet tot haar poezelige brein doorgedrongen. Mijn huishomo speelt zijn computerspel. Hij loopt tegen de dertig, maar ik vermoed dat hij dit op zijn tachtigste nog doet. Al is het maar om zich af te leiden van ziekzijn. Hij roept ‘weet je nog dat we tevreden waren met een stuk plastic? Nu moet het allemaal zo moeilijk.’ Ik luister half, druk met de fantastisch complexe en kinderlijk eenvoudige romanticus in me. Ik kan alleen maar hopen dat ik dit op mijn tachtigste nog voel.