Jackpot

Ik mis net de juiste bus, dus net mijn laatste trein. Er gaat er altijd nog eentje, om 00.23, naar een station bijna dicht genoeg in de buurt. Ik heb vandaag al gewacht en gewacht en nog een keer gewacht. Meer onderweg geweest dan stil gestaan. Maar ik wacht geduldig opnieuw.

Mijn huid is nog verschrikt van het plotselinge einde van haar honger. Mijn ogen staan nog high of dronken naar het treinbord te kijken. Ik ben nog te overdonderd door alles dat ik voel om het echt erg te vinden dat ik, op dat net-niet-dichtbij genoege station, met mijn laatste drie procent batterij een uber naar me toe moet smeken. Een race tegen de begrenzingen van mijn telefoon.

Ik win de jackpot. De chauffeur komt voordat de telefoon uit gaat. Hij is aardig en spraakzaam. Hij vraagt naar mijn feestje en ik laat niet los wat ik zojuist heb gedaan. Een hele dag van de ene angst na de andere op mijn tandvlees doorstaan. En dan die twee uur reizen voor een uur niets anders dan je lichaam tegen me aan.

‘Een feestje,’ knik ik beleefd, en ik vraag hem hoe de zaken gaan. Hij zegt dat hij soms rijdt voor uber, voor een normaal gesprek. Overdag vervoert hij speciale mensen. Ik vraag niet door. Hij draait de muziek zachter, kijkt me even schuin aan. ‘Mensen met psychische problemen’, vult hij ongevraagd aan. Ik zet mijn mooiste nonchalante gezicht op.

Mensen met een psychose naar hun dagbehandeling. Mensen die hij thuisbrengt na een opname ergens in de uithoeken van het land. Mensen met borderline. Mensen die klaar zijn om voor de trein te springen. “Dat je een compliment geeft en ze zeggen ‘hoe bedoel je dat?’”

Ik zeg hem dat hij belangrijk werk doet. Hij zegt me dat het de rekeningen betaalt. Ik staar naar buiten, de donkere nacht in, en voel nog hoe zwart ik gisteren was. Voel nog hoe de storm vandaag raasde. Voel nog de angst, die ook nu kolkt. En hoe intens ons gestolen uurtje alles maakte.

Ik zie me staan, high of dronken van liefde, bij dat treinbord. En niet zo lang geleden low of gek, lonkend naar dat spoor. Hoe bizar dichtbij was ik bij dat finale breekpunt, waarin ik nog meer van de rekeningen van de man naast me had betaald.

Hoe dichtbij ben ik nog steeds, als mijn analyticus mijn vermoeidheid tot een fase veroordeeld. Waar ik doorheen moet bijten. Nu mijn onderbuik me waarschuwt dat ik mijn mooiste nonchalante masker draag. Het blijkt dan toch geen jackpot voor mij vandaag.

Eenmaal thuis hoef ik geen geplakte lach meer. Ook niet van mezelf. Ik zucht en zet hem af.

 

Lees meer over mijn angst en depressie op dsmmeisjes.nl