Ik ontken niet

Ooit ben ik getrouwd. We tatoeërden de eerste letter van onze naam in ons handschrift op elkaars ringvinger. Omdat het voor altijd zou zijn. En omdat ik geen ring wilde.

Er waren zoveel dingen die ik niet wilde en zoveel dingen die ik verlangde, en zoveel dingen waarop alles compleet de mist in is verdwenen. Op een dag was je dienstmeisje in plaats van geliefde. Op een dag was ik geldschieter in plaats van je vrouw.

Op een dag kon ik niet meer de andere kant op kijken en moest ik weg, omdat blijven betekende dat ik mezelf in je ogen bleef zien. En die zelf maakte me waardelozer dan een mens, een aap, een walvis, een kolibri, zelfs een regenworm.

Op een dag had ik je zo beschadigd dat je geen kant meer op kon, je zo lamgeslagen dat je niemand meer kon zijn. Ik besefte ik dat er meer moet zijn in het leven dan je verder in te dammen. Dat het een keuze is om te leven in pijn. Dat het de verkeerde keuze is.

Die tatoeage is er nog steeds, al vragen mensen me waarom ik hem niet weghaal. De reden is simpel: ooit ben ik getrouwd. Het was niet voor altijd, maar er is voor mij geen reden om te verbergen, verbloemen en te vergeten dat het ooit wel voor altijd was.

En er is geen reden om mijn ontzagwekkende aandeel te ontkennen in wat er mis ging. Want ik was daar bij. Ik weet het, ik voel het, ik erken het, ik ben het. En met al dat besef hou ik die tatoeage. Voor wat ik gedaan heb, en gekost heb, vernietigd heb en gewonnen heb.

Ik kan het laten weghalen, maar dat zou zijn alsof ik wilde uitwissen wie ik ben·geweest. Die ik was ook ik. En die wij was ook mij. Het was voor altijd. En het is nu voor altijd, deel van mij.

Lees ook: Brandmerk