Glimpen en vlagen

We liepen onder de overkapping naast de stad waar we werken. Het was het enige daglicht voor ons vandaag, en de wind smeet genadeloze vlagen miezer in ons gezicht, waar je snijranden van kon voelen. De overkapping was smal, maar een zegen.

Er liepen ons twee donkere bomen van mannen tegemoet. We kruisten elkaar bijna toen een oude vrouw met zo’n bejaardenkarretje ze in wilde halen. ‘Sorry mevrouw,’ zei een van de mannen in vlekkeloos Surinaams-Nederlands, en de bomen schoven aan de kant. De blik die ze hen toewierp was te onbeleefd om in woorden te vatten.

Het hield ons nog zeker de tocht naar het gebouw lang bezig. Het moment te klein om belangwekkend te zijn, die blik te venijnig om onbesproken te laten. ‘Je hebt twee soorten ouder worden” zeg ik. “Beseffen dat niemand schuld heeft, de wereld niet, jij ook niet. Dat sommige dingen niet te veranderen vallen. Mild worden. Of je voor altijd vastbijten in die schuldvraag, die bij jezelf blijven leggen of juist bij alle anderen. Dat laatste lijkt me heel pijnlijk. Vooral voor jezelf.”

En terwijl ik het zeg besef ik al dat, als dat waar is, er dus drie mogelijke paden zijn, voor wie lang genoeg leeft; het slachtoffer, de overwinnaar, of je demonen onder ogen zien en er doorheen komen. Naar wat er dan ook ligt, aan die andere kant van het gevecht.

Ik zou liegen als ik zei dat ik niet al iets gezien heb, van wat er achter ligt. Glimpen en vlagen. Dat ik niet denk ‘ik moet dit, ik moet dat, ik moet niets, ik moet loslaten,’ maar dat ik dat daadwerkelijk ineens heb gedaan. Dat ik mij niets verwijt, de wereld niets, dat alles nuance is, dat alles de waarheid is, en niets, dat je sommige dingen niet veranderen kan en dat dat frustrerend kan zijn voor sommigen, maar dat het ook gewoon is wat het is.

En dat daar een grillige schoonheid in zit. In het feit dat je geen controle hebt en niet hoeft te hebben. Dat je morgen dood kan gaan en ook nog tachtig jaar leven. Dat werk stressvol is maar ook gewoon een tijdsbesteding, niet alles hoeft te zijn maar ook juist niet niets. Dat relaties kunnen stuklopen en je je beste vrienden kan verliezen en dat er altijd weer nieuwe mensen komen en oude terugkeren. Dat je groeit van geen doelen stellen, zolang je doelloosheid geen vlucht is. Dat je jezelf wordt van jezelf niet in het middelpunt plaatsen, maar vooral ook niet erbuiten.

Dat alles overviel mij even onder die overkapping. Vijftig gedachten die ik al langer koesterde en die op hun plaats klikten. Ik ben nog niet oud. Op een dag stop je met je ouder te voelen, voor mij was dat op mijn 25ste. In kalenderjaren ben ik er nog geen tien verder. Maar ik ben al mijn jaren gevallen en gevallen en gevallen en ik ben elke keer weer opgestaan. Ik had op meerdere punten in die 25+ jaar mijn leven ondraaglijk genoeg gevonden om te stoppen. Ik ben doorgegaan.

Dat is geen verdienste op zich. Dat is gewoon hoe het voor mij is gelopen. Maar ik heb iets geleerd, geproefd, bijna aangeraakt. Als ik ooit die vrouw word en op dat karretje zit en ik rijd op zo’n laan en ik had net vijf chemo’s ondergaan, en gehoord dat ik nog misschien een maand te leven had, dan nog zou ik die blik niet kunnen geven. Niet naar de bomen van mannen en niet naar mijn verraderlijke lichaam.

Dat is het enige perspectief dat ik heb van op mijn tandvlees door deze enorme klotezooi leven; ik ben langzaamaan mild aan het worden. Voor iedereen. En gelukkig vooral voor mij.