in je wendingen
klinken zacht klokjes,
bellen van zeep in
regenboogkleuren,
zij ruisen trillend
golven in nachtwind, in
al onze bezwete lucht;
nu scherp bezwangerd
van boomschors, wijn
en vluchtig vergaand
zomerzwoel mosgrond,
vleugjes olijf op zo’n
naamloze avond, zomaar
op een Spaans terras
en ik wou, zou zo graag willen
dat het nog, altijd,
gisteren was.