Mijn handen zijn van ijs. Mijn voeten ook. Mijn haren zijn bevroren strengen. Het was een lange weg naar huis, en een late ook. Maar het was mijn afgestorven ledematen waard. Want ik mis ons, de ons die we ooit waren, en soms weer even kunnen zijn. We hadden een plek om thuis te komen, een plaats om elkaar te ontmoeten. Tot die plek verdween, de plaats waar ik me thuisvoelde, mijn huisgenoot ontmoette, mijn exvrouw leerde kennen en verloofd raakte. Nu zijn er soms deze avonden nog. En handen van ijs. En is het het nog steeds, allemaal, waard.