Die boom staat er vast al jaren. Wortels stevig verankerd met deze grond. De klimop is er nog niet zo lang, heeft pas net zijn slingerarmen om de stam gedraaid en haakjes in de sterke houtschubben geslagen. Hij is prachtig rood, alsof hij de herfst al aan ziet komen, gespitst het einde voelt naderen. Ik kijk naar de stoeptegels die de boom oplicht, de scheuren in het trottoir. Het is een gevecht, boom en klimop, maar zonder een gewenste winnaar. Ze zijn vooral verstrengeld, het oud en het nieuw, en ik ben geen scheidsrechter. Ik neem slechts hun schoonheid waar.