person woman sunset photography vintage morning 970336 pxhere.com

Relationele persoonlijkheidsstoornis

In het dagelijks leven worstel ik met aardig wat van de psychische klachten en problemen die de DSM rijk is, maar ik heb geen persoonlijkheidsstoornis toegekend gekregen. Een ‘vermoeden van achterliggende persoonlijkheidsproblematiek” was het verste dat mijn behandelaars hiermee kwamen. Op de enige test die ze me hiertoe afnamen scoorde ik niet genoeg trekken voor het label.

Ik weet ook dat ik geen persoonlijkheidsstoornis heb. Mijn verzameling maffe trekken zijn in werksituaties en sociale situaties niet zo hinderend dat je van een stoornis kan spreken. Ik ben wel ten prooi aan moodswings en fel gedrag, maar je kunt me aanspreken op een zachte, begripvolle kant. Of als dat niet lukt op mijn professionaliteit.

Dat is anders als ik in een intieme relatie ben.

Dan voldoe ik aan negen van de negen borderline-symptomen, en ben ik ook nog eens gezegend met narcistische trekken. In een relatie ken ik woedeuitbarstingen, voel ik me gerechtigd tot dingen, kan ik iemand anders tot slaaf maken, doe ik het spel van aantrekken en afstoten, beland ik in een neerwaartse spiraal van vragen om bevestiging. Kan ik schreeuwen en bijten, koud en harteloos zijn, paniekaanvallen krijgen, de ander beknotten in haar doen en laten, grenzeloos huilen en manipuleren, emotioneel onbereikbaar zijn en dwang gebruiken.

Dit hou ik natuurijk verborgen voor de buitenwereld. Niemand hoeft te weten hoe gek ik eigenlijk ben. Ook de psych niet. Het was al een hele berg om te beklimmen toen ik alleen maar kwam voor depressies en angsten. Deze was wordt alleen vuil in relaties en in een relatie hou ik mijn was dan ook angstvallig binnen. Tot ik hier de vrijheid nam te spreken over de ‘dader’ in mij: Ik ben een narcist.

Het is niet alleen een uitvergroting, het lijkt alsof ik een ander ben.

Het is waar dat een relatie je een spiegel kan voorhouden, dat bepaalde trekken dan veel duidelijker naar voren komen of veel herkenbaarder zijn. Maar sommige van mijn trekken lijken buiten een relatie helemaal niet te bestaan.

De verwachtingen van een ander, die zo makkelijk leiden tot woede en verdriet, ken ik buiten een relatie niet. En ook het gevoel ergens over te ‘mogen’ heersen. Een ander te maken tot een verlengstuk op de leegte op te vullen, past helemaal niet bij de zachte persoon die onder al de lagen emoties mijn karakter uitmaakt.

Het lijkt er op dat ik niet de enige ben.

Nu ik schoorvoetend praat over alle dingen die ik heb gedaan, blijkt dat mensen het zo gek niet vinden. Er zijn meer mensen die hard hebben gewerkt aan zichzelf, dat nog steeds doen, en in een relatie veel destructiever gedrag vertonen dan ze van zichzelf kennen.

Ik weet niet of intieme relaties het beest in je los kunnen maken, of dat het de dynamiek is, of het veilige idee dat je met borden kan gaan smijten en niemand het hoeft te weten. Ik weet ook niet of het perse slecht is. Gewoon stampvoetend kind zijn, huilen om bevestiging, eens een keer tegen de muur rammen. Misschien hoef je niet alles te rationaliseren, misschien maakt instinctief kunnen gedragen je wel vrij.

Maar als zoveel relaties toxisch zijn, dan hoort er een dsmlabeltje bij.

Want wanneer we anderen met onze impulsen onherstelbaar schaden, daarbij de kernveiligheid van onze relaties en gezinnen aantasten, dan hebben we hulp nodig. Ik pleit voor een nieuw hoofdstuk in ons psychiatrische handboek; ‘relationele persoonlijkheidsstoornissen (Cluster R)’. Al is het alleen maar om de relatietherapie of omgang bij scheiding vergoed te krijgen.