Piept

Mild zijn

Je moet lief zijn voor jezelf. Aardig zijn. Jezelf de ruimte geven om jezelf te zijn. Holle termen. Lege gedachten. Onbegrijpelijke instructies.

Je krijgt een setje goede gedragingen mee van degenen die in jouw diepste zielengeheimen roeren. Afgekaderde angsten confronteren. Kleine overwinningen door gedegen voorbereiding. Schema’s met houvast.

Je leert denken uit de sterke kant. Je herkent grenzen en houdt ze aan. Je uit kritiek, laat je kwetsbaarheid zien. Ziet in dat angsten alleen in je hoofd zitten. Je leert je negatieve gedachten te herkennen. Je leert ze te corrigeren.

Ik kreeg elke les.

Als geboren perfectionist haalde ik tienen. Terwijl de psycholoog van dienst kraaide over de vorderingen die ik voorspiegelde, vond geen van de gedane zaken enige blijdschap in mij.

Ik was trots dat ik leerde gedragingen te veranderen, verslavingen te beteugelen, patronen te herkennen en doorbreken. Ik vond waarde in elke dag weer op te willen staan, een vol leven te creëren, met de wereld mee te gaan.

Maar dat waren de lesjes die ik moest leren, de cijfers die ik wilde halen. Hoeveel mensen ook zeggen dat je mag vallen, en weer vallen, en weer vallen, en weer. En weer op mag staan. Ik zag alleen maar het cijfer in mijn schoolschrift.

En daarna?

Ik viel en ik viel en ik viel en ik val nog steeds. En ik sta op. Ik drink en ik rook en ik eet en ik verwond nog steeds. En ik stop. Ik ben altijd bang, ik klap dicht, rijd tegen bomen en vertoon mijn dictatoriale gedrag nog steeds. En ik corrigeer. Ik werk mezelf een manie in, ik start tien projecten en ik haat, haat, haat mezelf nog steeds. En ik leer.

Ik heb alle handvaten tot een gelukkiger mens worden gekregen. Ik heb elke mindfulnessoefening geprobeerd. Ik heb duizend mensen horen zeggen dat ik de test, de toets, de vooruitgang haalde. Dat ik mild moest zijn voor elke keer dat ik verdwaalde.

Maar wat dat mild was, kon niemand me vertellen.

Tot ik op een dag terug keek naar wie ik was geweest en besefte dat na al die lessen, pillen en gedragsveranderingen, de ik die ik was voordat ik veranderde helemaal niet thuishoorde in het verleden. Dat ik haar nooit naast me neer kan leggen, omdat ik ook haar ben.

Dat ik alle geleerde lessen soms best mag vergeten en mezelf op momenten zal haten. Dat dat prima is. Dat ik eigenwaarde kan halen uit hoe ik gegroeid ben, maar ook uit hoe hard ik val en hoe hard ik mezelf daarvoor straf. Dat het ene niet beter is dan het ander. Dat er geen klas is om voor te slagen, geen standaard om aan te voldoen.

Dat er alleen een leven is om te leven.

En dat ik die helemaal, intens, vlak, rauw, zwart, wit en grijs, mezelf verminkend, vermoeiend, dodend, mezelf tillend, levend, oprekkend, compleet schizofreen of pragmatisch normaal, met of zonder anderen te verwonden, met of zonder angst, verdriet, pijn, gekte… echt helemaal wíl leven.

Op een dag was ik al mijn labels en trekken en geen van hen, had ik me lief en haatte ik me in stukken, nam ik mijn ruimte en droeg ik alsnog alle schuld en angst in de wereld.

Op een dag lag alles achter me ook voor me en in me. Op een dag wist ik dat ik nooit vrij zou zijn van wat ik ooit leek te worden.

Op een dag had ik daarover geen oordeel meer.