gay.nl

Homopsychologie

“Geef me een pen!” gilt hij als hij binnenkomt. “Ik heb net geneukt, ik moet er weer een naam bij schrijven!” Als hij uitgekrabbeld is, overhandigd hij zijn vodje papier plechtig. “De lijst.” zegt hij. Hij geeft hem net onopvallend genoeg om te weten dat alle homo-ogen hem volgen.

Het gaat om een multimapblaadje volgekrabbeld met namen, namen en nog eens namen. Gepriegel in de kantlijn. Zeventig, tachtig, schatten we. Ingehouden trots kijkt hij om zich heen.

Waarom hij het niet op facebook publiceert is een raadsel.

We halen onze schouders op, ook om de paar namen die we herkennen, en die zeker aan wat oudere mannen toebehoren. Dit schatje is pas net uit het homo-ei gekrabbeld, en heeft nog niet beseft dat hij met zijn handen niet kan vliegen. We zijn er allang aan gewend dat de nichtjes die nog proberen zich omhoog te wapperen de meeste namen per nacht kunnen toevoegen. Voor hem is de lijst echter bijzonder. Het maakt hém bijzonder. Hij heeft publiek.

Dit zijn homo’s voor ons.

Ze hebben allemaal een vreemde tik, en ze zijn allemaal echte podiumbeesten. Ze maken lijsten, of doen het niet. Springen uit de kast en slopen die, of blijven angstig binnen. Wapperen, zeuren, springen van de ene naar de andere partner. Stelen en drinken, gebruiken drugs, of blijven thuis zitten en stemmen PVV. Menselijke verschillen, maar altijd uitersten.

Hoofdrolspeler in hun wereld.

Ik herinner me een dag dat ik Pimms naar binnen sloeg op het balkon van mijn homovriend. Zijn scharrel van die nacht was een psychiater. Hij vertelde me met enigszins dubbele tong dat de gebruikelijke persoonlijkheidsstoornistesten niet golden voor homojongens. De norm die is vastgesteld voor psychische stoornissen geldt namelijk voor álle mensen. Op de één of andere manier scoren homo’s altijd wel op één van de testen zo extreem dat ze officieel een stoornis hebben.

Het kan dan gaan om seksverslaving, alcoholisme, narcisme, en (/of?) frigide introvert autisme. Maar ze scoren zeker bovengemiddeld theatraal. Een interessante theorie: zelfs als je de geaardheid niet meerekent, zijn homo’s abnormaal.

Ze spelen altijd voor publiek.

Hoe graag wij lesbiennes die homo’s ook om ons heen hebben, hoe lief we ze ook hebben, het gebeurt zelden dat we een homo écht kennen. De enige die ze willen kennen, zijn ze zelf. Het zijn onze beste vrienden en nooit in het zicht. De ene dag er wel en de andere niet. Onmisbaar, maar in zekere zin inwisselbaar. Bang om zich te binden.

Bang om de puberjaren, die je pas na het homo-ei krijgt, te moeten verlaten. Om geliefden te krijgen die het einde betekenen van een lijst. Om vrienden te hebben die niet meer inwisselbaar zijn. Om te beseffen dat je met je handen echt niet vliegen kan.

Maar eigenlijk hoopt ieder mens te kunnen opstijgen.

Misschien had die psychiater daarin zijn ongelijk. Misschien zijn homo’s niet zozeer abnormaal, maar bedroevend hetzelfde. Met het verschil dat ze er in slagen trots te zijn op hun zoektocht naar vrijheid. Op hun maatschappelijke afwijkingen. Op hun lange, lange lijsten met sekspartners. Ze zijn trots op wie ze zijn. En daarin hebben ze het geluk en gelijk aan hun kant. Want ze zijn precies wat iedereen na hoort te streven.

In elke show de ster.